Schrijf je in voor onze dagelijkse nieuwsbrief om al het laatste nieuws direct per e-mail te ontvangen!

Inschrijven Ik ben al ingeschreven

Meld je nu aan voor onze dagelijkse nieuwsbrief en blijf up-to-date met al het laatste nieuws!

Abonneren Ik ben al ingeschreven

Wat is de rol van micro-organismen in de kringloop van melkveehouderijen?

Hoe ziet de bacterie- en schimmelgemeenschap, ook wel microbioom, eruit in de kringloop van melkveehouderijen? Dat onderzocht het Louis Bolk Instituut op twintig bedrijven. Ieder onderdeel van de kringloop blijkt een eigen microbioom te hebben, zo laat het onderzoek zien. In melk en mest blijken verschillen te zijn tussen biologische en gangbare bedrijven.

De darmen worden wel het tweede brein genoemd. Er is veel aandacht voor de invloed van voeding op de bacteriën-
samenstelling in de darmen en wat de effecten zijn op de gezondheid van de mens. ‘Onze studie gaat in feite over precies hetzelfde, alleen hebben wij gekeken naar de samenstelling van bacteriën en schimmels in de kringloop van melkveebedrijven’, zegt projectleider Nick van Eekeren. ‘Heeft bijvoorbeeld de bacterie- en schimmelgemeenschap van de bodem invloed op die van het gras? En heeft de bacterie- en schimmelgemeenschap in het gras dat de koe eet invloed op de bacterie- en schimmelgemeenschap van melk en mest?’

Een bedrijfseigen microbioom
Zoals aangegeven is er gekeken naar de bacterie- en schimmelgemeenschap in de verschillende stappen van de kringloop op een melkveebedrijf: bodem, gras, mest en melk. De onderzoekers namen monsters van de bodem onder het grasland, van het kuilgras dat gevoerd werd, van de vers opgevangen mest en van de tankmelk. Het ging in totaal om twintig melkveebedrijven op veen- of zandgrond, zowel biologische als gangbare bedrijven. ‘Naast de verbinding tussen de verschillende stappen van de bedrijfskringloop wilden we zo achterhalen of je een bedrijfseigen microbioom kan vinden en wat het effect is van de bodem en het type bedrijfsvoering’, stelt de projectleider.

Uit de data bleek dat er nauwelijks overeenkomsten zijn tussen de verschillende onderdelen van de kringloop. In bodem, gras, mest en melk zag je dus steeds een onderscheidende bacterie- en schimmelgemeenschap. De onderzoeker is daardoor niet direct verrast. ‘In iedere fase van de kringloop hebben bacteriën zich aangepast aan de omstandigheden’, legt hij uit ‘Een bodem is een heel andere milieu dan het maagdarmstelsel van een koe, dus daar verwacht je ook dat andere bacteriën en/of schimmels dominant zijn. Daarnaast zijn monsters aan het eind van de winter genomen en is het effect van bijvoorbeeld mest op bodem nog maar heel beperkt meetbaar. ‘Ook kregen alle koeien ingekuild gras. Dat kun je vergelijken met zuurkool. Door het inkuilen gaat gras fermenteren en daarbij spelen specifieke bacteriën een rol. Het gras gaat dus vanzelf op elkaar lijken’, verklaart van Eekeren.

Zuurkool en krachtvoer
Het bodemtype van de bemonsterde bedrijven (veen of zand) leek enkel een effect te hebben op het microboom van de bodem en niet van het gras, de mest of de melk. Op biologische bedrijven was er een andere samenstelling van schimmels en bacteriën in de mest en melk. Hoewel meer onderzoek nodig is om dit hard te maken, ligt de verklaring voor de hand. Van Eekeren: ‘Op gangbare bedrijven worden koeien frequenter dan op biologische bedrijven behandeld met antibiotica en ook het dieet wijkt af. Zo krijgen koeien op gangbare bedrijven, naast ingekuild gras, meer snijmais en krachtvoer zoals graan en soja.’

De zoektocht naar de relatie tussen bodemkwaliteit en kwaliteit van melk en mest is niet makkelijk met de vele schakels in de kringloop. Daarom is er bewust voor gekozen om het aantal variabelen laag te houden en de metingen aan het einde van de winter in het stalseizoen te doen. Dat maakt vergelijking het zuiverst, omdat je zo een veel constanter milieu krijgt. ‘Voor vervolgonderzoek zou ik ook graag ook gedurende meerdere momenten in het weideseizoen gaan meten. De koeien krijgen dan vers gras en ook is de mest dan recenter uitgereden, waardoor het effect op de bodem vermoedelijk groter is.’

Sturen in de kringloop
Bij mensen worden gekeken of je via voeding, probiotica, of zelfs poeptransplantaties de (darm)gezondheid kunt beïnvloeden. Maar hoe kun je de bacterie- en schimmelgemeenschap beïnvloeden in de kringloop van melkveebedrijven? ‘Stel dat je een verband vindt tussen de bacterie- en schimmelgemeenschap op het gras en de gezondheid van de koe dan kun je mogelijk ziekten en antibioticagebruik in de melkveehouderij terugdringen, maar mogelijk levert dat ook wel een speciale rauwmelkse kaas op.’

Van Eekeren liep al tien jaar rond met het idee rond om de rol van microbioom op melkveebedrijven te onderzoeken. Zonder de bijdrage van het Droomfonds ‘Gezonde grondslag landbouw en voeding’ was deze studie nooit mogelijk geweest, realiseert hij zich. Eerdere onderzoeken behandelen vaak een schakel in de keten zoals het effect van antibioticagebruik op de pens of de gevolgen van een ander dieet. ‘De toegevoegde waarde van deze studie is dat er voor het eerst naar de kringloop als geheel is gekeken. Ik ben heel blij dat we dit onderzoek hebben kunnen doen. Naarmate we de rol van microbioom beter leren begrijpen, kunnen we daar steeds beter op gaan sturen.’

Bron: Louis Bolk Instituut

Publicatiedatum: