De verwachting voor de wat langere termijn (twee-drie jaar) is vooral in de akkerbouw gedaald. Dit is vermoedelijk het resultaat van een koud, laat voorjaar en (verwachte) prijsdruk in de markten voor aardappelen, uien en granen. De discussie over de Europese landbouwhervorming (met minder bedrijfstoeslag, meer regels voor vergroening) kan ook hebben meegespeeld.
Bij de melkveehouderij verbeterde de stemming over de huidige situatie van het bedrijf en kijkt men meer tevreden terug over het afgelopen jaar. Waarschijnlijk dankzij hogere melkprijzen en iets lagere krachtvoerkosten.
De stemming in de glastuinbouw over de huidige situatie van het bedrijf is per saldo weinig veranderd en is blijvend laag. Naar de toekomst toe is men somberder geworden. In de vollegrondstuinbouw verbeterden de verwachtingen voor over twee-drie jaar, in tegenstelling tot die in de akkerbouw en melkveehouderij. De pluimveehouderij kampt met lage eierprijzen. De varkenshouders wachtten dit voorjaar op voorgespiegelde hogere vleesprijzen, die steeds maar uitbleven.