Schrijf je in voor onze dagelijkse nieuwsbrief om al het laatste nieuws direct per e-mail te ontvangen!

Inschrijven Ik ben al ingeschreven

U maakt gebruik van software die onze advertenties blokkeert (adblocker).

Omdat wij het nieuws gratis aanbieden zijn wij afhankelijk van banner-inkomsten. Schakel dus uw adblocker uit en herlaad de pagina om deze site te blijven gebruiken.
Bedankt!

Klik hier voor een uitleg over het uitzetten van uw adblocker.

Meld je nu aan voor onze dagelijkse nieuwsbrief en blijf up-to-date met al het laatste nieuws!

Abonneren Ik ben al ingeschreven

Verklaring voor snelle verspreiding Schmallenbergvirus gevonden

De hoge snelheid waarmee het Schmallenbergvirus zich in de veestapel verspreidde in 2011 houdt zeer waarschijnlijk verband met het hoge percentage knutten dat met het virus besmet was, zo blijkt uit onderzoek van het Central Veterinary Institute (CVI), onderdeel van Wageningen UR, in Lelystad. Vooral van de meest voorkomende knuttensoort in Nederland, Obsoletus complex, bleek een hoog percentage besmet. Het onderzoek is recentelijk gepubliceerd in de online-versie van het wetenschappelijke tijdschrift Emerging and Infectious Diseases.

Vooral van de meest voorkomende knuttensoort in Nederland, Obsoletus complex, bleek een hoog percentage besmet. Het onderzoek is 28 september 2012 gepubliceerd in de online-versie van het wetenschappelijke tijdschrift Emerging and Infectious Diseases.

Eind 2011 werd bekend, dat de vele misvormd geboren dieren in Nederland en Duitsland het gevolg waren van een virusinfectie. Het virus werd voor het eerst aangetoond in het bloed van dieren afkomstig uit de plaats Schmallenberg in Duitsland, waarna het nieuwe virus Schmallenbergvirus werd genoemd. Het virus behoort tot de Bunyaviridae-familie en de Simbu serogroep, die veelal door knutten en muggen worden verspreid. Begin 2012 startte het CVI een onderzoek om te kijken of – net als bij blauwtong – knutten een rol speelden bij de verspreiding in Nederland.

Voor dit onderzoek werden knutten gebruikt die voor een langdurig blauwtongonderzoek waren gevangen in de herfst van 2011. Alleen knutten die geen bloedmaal in de maag hadden, werden onderzocht. Volgens Armin Elbers, epidemioloog en projectleider van het onderzoek, is bij drie knuttensoorten in Nederland het Schmallenbergvirus aangetoond: Culicoides obsoletus sensu stricto, Culicoides scoticus (beide soorten vormen het Obsoletus complex) en Culicoides chiopterus. Deze knuttensoorten speelden ook een rol bij de verspreiding van het blauwtongvirus in West-Europa.

Bij ruim 0,5% van de onderzochte knutten van het Obsoletus complex werd het Schmallenbergvirus met de PCR techniek aangetoond. Het percentage met Schmallenbergvirus besmette knutten van het Obsoletus complex is een factor 10 groter dan de mate van besmetting van deze knuttensoort met het blauwtongvirus tijdens de blauwtongepidemie in Europa in 2006-2008. Een dergelijk hoge infectiegraad bij een lokale knuttensoort (C. brevitarsis) is een enkele keer ook in Australië gezien bij verspreiding van het Akabane-virus. Dit virus verspreidde zich in Australië met een snelheid vergelijkbaar met de verspreidingssnelheid van het Schmallenbergvirus in West Europa.

Uit het onderzoek blijkt ook dat ruim 0,1% van de geteste knuttensoort C. chiopterus geïnfecteerd was met het Schmallenbergvirus. Dit is een factor 5 groter dan gemeten voor het blauwtongvirus in dezelfde knuttensoort in 2006-2008.
Publicatiedatum: