Schrijf je in voor onze dagelijkse nieuwsbrief om al het laatste nieuws direct per e-mail te ontvangen!

Inschrijven Ik ben al ingeschreven

U maakt gebruik van software die onze advertenties blokkeert (adblocker).

Omdat wij het nieuws gratis aanbieden zijn wij afhankelijk van banner-inkomsten. Schakel dus uw adblocker uit en herlaad de pagina om deze site te blijven gebruiken.
Bedankt!

Klik hier voor een uitleg over het uitzetten van uw adblocker.

Meld je nu aan voor onze dagelijkse nieuwsbrief en blijf up-to-date met al het laatste nieuws!

Abonneren Ik ben al ingeschreven

"Waar let een inspecteur op bij het controleren van de mestberekening?"

Biologisch produceren betekent dat je de kringloop zo veel mogelijk sluit. Een belangrijk onderdeel van deze kringloop is mest. Om de biologische kringloop te kunnen sluiten is het belangrijk dat de biologisch geproduceerde mest in de kringloop blijft. Het is dan ook verplicht dat biologische bedrijven de mest afzetten naar biologische percelen, zo schrijft Skal. Dit kunnen bedrijfseigen percelen zijn of percelen van andere biologische bedrijven. Biologische mest mag dus niet afgezet worden naar gangbare bedrijven. Als de biologische mest in de kringloop blijft, zorgt dit ervoor dat de biologische bedrijven het land kunnen bemesten met zoveel mogelijk biologische mest.

Biologische bedrijven mogen maximaal 170 kg stikstof dierlijke mest per hectare per jaar op het land aanbrengen. Als een bedrijf meer dan 170 kg stikstof produceert dan moet het bedrijf mest afvoeren. De afgevoerde mest gaat dan naar een ander biologisch bedrijf zodat dit bedrijf het land ook weer kan bemesten met biologische mest.

Als een bedrijf zelf te weinig mest produceert dan is het mogelijk om mest aan te voeren van een ander biologische bedrijf. Daarnaast is het ook mogelijk om gangbare mest aan te voeren op het land om de bodemvruchtbaarheid op peil te houden. Het aanvoeren van gangbare mest kan alleen als er geen biologische mest wordt afgevoerd. Gangbare mest mag alleen aangevoerd worden van bedrijven waar de dieren weidegang en/of een deels van strooisel voorziene vloer tot hun beschikking hebben. Daarnaast zit er een maximum aan het aanvoer van gangbare mest. Een biologisch bedrijf is verplicht 70% A-meststoffen te gebruiken. De overige 30% zou dan eventueel gebruikt mogen worden voor het aanvoer van gangbare mest.

Onder de A-meststoffen vallen bijvoorbeeld de volgende meststoffen: mest van biologische dieren, compost van biologische plantaardig materiaal en groencompost van bermmaaisel en snoeiafval.

Onder de B-meststoffen vallen bijvoorbeeld de volgende meststoffen: mest van gangbare dieren en andere meststoffen die zijn toegelaten in biologische landbouw. Welke meststoffen dit zijn kun je terug vinden op de inputlijst die op de Skal site te vinden is.

Met betrekking tot het berekenen van de bemesting bij biologische melkveehouders heeft er een wijziging plaats gevonden die op 1 januari 2023 ingegaan is. Tijdens de periodieke inspecties die biologische bedrijven dit jaar krijgen wordt een mestberekening gemaakt over het jaar 2023. De mestberekening gaat berekend worden op een andere manier dan voorgaande jaren. De mestberekening gaat nu berekend worden aan de hand van Tabel 6a en 6b stikstof en fosfaat tabel van de RVO mestbeleid 2023.

De verandering is dat de gemiddelde melkproductie per koe per jaar en het ureumgehalte in de geproduceerde melk bepalend zijn voor de hoogte van de stikstofexcretie. In de tabellen wordt onderscheid gemaakt tussen drijfmest en vaste mest. Aan de hand van de melkproductie in kilogrammen melk per koe per jaar, het gemiddelde ureum gehalte en het stalsysteem (vaste mest, drijfmest of deels vaste mest/drijfmest productie) wordt de stikstofexcretie bepaald. Aan de hand van deze stikstofexcretie wordt de mestberekening gemaakt voor de melkkoeien.

De mesttabellen zijn hier in te zien.

Bron: Skal

Publicatiedatum: