De prijzen van verse groenten en fruit kunnen in Japan behoorlijk hoog oplopen. In het geval van fruit schrijft men deze exorbitante prijzen toe aan de grote zorg waarmee de teelt gepaard gaat. Maar hoe zit het eigenlijk met alledaagse producten, zoals aardappelen, wortelen en tomaten?
Je kunt van allerlei excuses bedenken maar in het VK, eveneens een kleine eilandstaat met een overwegend stedelijke bevolking, zijn de prijzen de helft lager dan in Japan.
In 2016 werd de waarde van in Japan geteelde groenten op €19,5 mld geraamd. Vergelijk dit maar eens met de waarde van in het VK geteelde groenten, die in 2017 €1,6 mld bedroeg. Hieruit wordt duidelijk dat Japanse telers in het voordeel zijn, zelfs als je rekening houdt met het feit dat Japan dubbel zoveel inwoners telt als het VK.
Waarom is er sprake van zulke grote prijsverschillen? Tot op zekere hoogte heeft dit te maken met de kieskeurigheid van het winkelend publiek. Een misvormde aardappel of fletse tomaat belandt of bij de teler thuis op zijn bord of wordt weggegooid. Afgezien van de enorme verspilling die dit oplevert, drijft het ook de prijzen van groenten onnodig op waardoor ze duurder worden.
Een andere factor is de beperkte beschikbaarheid van tuinbouwgrond in Japan. Slechts 12% van het land wordt benut voor het telen van groentegewassen en op het overig deel wordt rijst verbouwd. De voornaamste factor is echter dat Japanse bedrijven veel kleinschaliger zijn dan die in andere OESO-landen.
Uit statistieken van de Japanse overheid blijkt dat de gemiddelde omvang van een Japans teeltbedrijf 1,9 hectare bedraagt, tegenover 198 hectare in bijvoorbeeld de VS. Kleine teeltbedrijven zijn minder efficiënt dan grootschalige bedrijven en beschikken over minder financiële middelen om te investeren in machines die nodig zijn om de kosten omlaag te brengen.