Schrijf je in voor onze dagelijkse nieuwsbrief om al het laatste nieuws direct per e-mail te ontvangen!

Inschrijven Ik ben al ingeschreven

U maakt gebruik van software die onze advertenties blokkeert (adblocker).

Omdat wij het nieuws gratis aanbieden zijn wij afhankelijk van banner-inkomsten. Schakel dus uw adblocker uit en herlaad de pagina om deze site te blijven gebruiken.
Bedankt!

Klik hier voor een uitleg over het uitzetten van uw adblocker.

Meld je nu aan voor onze dagelijkse nieuwsbrief en blijf up-to-date met al het laatste nieuws!

Abonneren Ik ben al ingeschreven

Onderzoek gaande naar weerbare systemen door diversiteit

WUR-Praktijkonderzoek Plant & Omgeving is momenteel druk met onderzoek naar weerbare systemen door diversiteit. Voor biologische landbouw is weerbaarheid vrijwel de enige mogelijkheid om ziekten en plagen te beperken. Voor gangbare landbouw groeit ook de vraag naar weerbare systemen vanwege de maatschappelijke bezwaren tegen het gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen en de beperkingen in het het middelenpakket. Daarnaast is er een maatschappelijke vraag naar meer biodiversiteit.

De opdracht waar de onderzoekers voor staan is een hogere weerbaarheid te realiseren die niet ten koste gaat van het bedrijfsrendement. Het onderzoeksdoel is om een stabiel, robuust, weerbaar landbouwsysteem te ontwikkelen. Het landbouwsysteem is hierdoor veel minder gevoelig voor ziekten en plagen en weersinvloeden (droogte of teveel neerslag).

Hoe optimaal werkende weerbare landbouwsystemen er in Nederland in de praktijk moet uitzien is een belangrijk onderdeel van het onderzoek. Gestreefd is om verschillende diversiteitsbevorderende maatregelen binnen een perceel aan te brengen. De grond wordt zoveel mogelijk bedekt gehouden en zo weinig mogelijk bewerkt zodat veel van de natuurlijke vijanden en antagonisten kunnen overleven. Verder worden er lange smalle gewasoppervlaktes gebruikt (strokenteelt) om de uitbreiding van ene ziekte of plaag minder snel te laten verlopen. Verder wordt binnen de percelen gebruikt gemaakt van menggewassen of mengrassen.

De diversiteitspercelen worden vergeleken wordt met grote percelen (1 – 2,5 hectare) van een monocultuur van één gewas dat volgens de 'gangbare' biologische teelt plaatsvindt.

In 2011 werd in een oriënterende proef al duidelijk dat in het perceel met veel biodiversiteit:
  • de ontwikkeling van Phytophthora in aardappel trager verloopt;
  • de aantasting van roest in zomertarwe is geringer;
  • het percentage door sluipwespen geparasiteerde poppen van het kleine koolwitje is hoger;
  • op de bodem worden meer roofmijten waargenomen.

Voor meer informatie: Rob van den Broek
Publicatiedatum: