Hoe beïnvloeden zaaidichtheid en rijafstand de opbrengst én de kwaliteit van wintertarwe? Op de biologische proefhoeve van Inagro werd een veldproef uitgevoerd in het kader van het CCBT-project Biologische Baktarwe Borgen. Daarbij werd onderzocht of een lagere zaaidichtheid en een ruimere rijafstand die ook schoffelen toelaat, kunnen bijdragen tot een hoger eiwitgehalte en dus betere bakkwaliteit.
© Inagro
Proefopzet
De helft van de proefoppervlakte werd op een standaardafstand van 13 cm gezaaid in combinatie met wiedeggen, terwijl de andere helft ruimer werd gezaaid: 26 cm tussenrij, om ook te kunnen schoffelen en meer mechanisch te kunnen ingrijpen naast wiedeggen.
Zaai gebeurde begin november 2024 aan een standaard volle zaaidichtheid (400 zaden/m2), aan 75% van de volle dosis (300 zaden/m2) en aan 50% van de volle dosis (200 zaden/m2) bij zowel de standaard tussenrijafstand als bij de ruimere rijafstand.
Het tarweras was Wendelin, een ouder maar intrinsiek hoogkwalitatief ras, dat door verschillende biologische telers in de regio wordt geteeld. Het zaaizaad was biologisch en het duizendkorrelgewicht bedroeg 37 gram.
Teeltverloop
De proef werd aangelegd op een biologisch perceel van de biologische proefhoeve van Inagro (Rumbeke). De voorteelt in 2024 was wortelen. Zaai gebeurde op 5 november 2024 (net na ploegen en in combinatie met diepwoelen en rotoreggen). De winter die daarop volgde was nat en somber met meer regen dan normaal.
Volgens advies werd 75 kg Ntot per ha bemest in maart. Dit gebeurde met korrelmeststof (OPF: NPK=11-0-5) omwille van praktische redenen (kleine proefschaal). In april werd nog eens 25 kg Ntot per ha bij bemest met korrel om een goede stikstofbeschikbaarheid te verzekeren. Op dat moment was in totaal nog 31 kg nitraatstikstof/ha aanwezig in de 0-90 cm bodemlaag (12-9-10 N/ha = 0-30-60-90 cm diep).
De lente was in extreem contrast met vorig jaar zeer droog en zonnig. De maandelijkse hoeveelheid regen lag meestal onder het gemiddelde. De droge omstandigheden zorgden voor een lage ziektedruk en een goede ontwikkeling van het graan. Afrijpen verliep vlot en snel waardoor potentieel vroeger dan anders kon geoogst worden. Met een week vertraging door o.a. wisselvallig weer werd geoogst op 22 juli (vochtgehalte gemiddeld 16,5% kort na oogst). De opbrengst was algemeen goed met gemiddeld 5,9 ton/ha (omgerekend naar 15% vocht).
Opkomst en gewasontwikkeling
De opkomst was in alle proefvelden goed en uniform (gemiddeld 85%), waardoor de verschillende teeltwijzen goed vergeleken konden worden. Bij de start van het groeiseizoen leek de ruimere rijafstand (26 cm) zelfs een voordeel te geven: de planten stonden donkerder en de gewasstand oogde sterker. Ook een hoge zaaidichtheid van 400 zaden/m² gaf in deze fase een betere indruk dan lagere dosissen.
Naarmate het seizoen vorderde, vlakten de verschillen af. Tegen eind mei stonden zowel de nauwe (13 cm) als de brede rijen gelijkwaardig, al bleef een hoge zaaidichtheid visueel iets beter ogen. Opvallend was dat bij de bredere rijafstand eind juni iets meer bruine roest werd waargenomen. Mogelijk speelde de grotere ruimte tussen de planten hierbij een rol in de ziekteontwikkeling.
Onkruiddruk
Bij nauwere rijafstand (13 cm) was de bodembedekking in het begin beter en stond er minder onkruid. Door de droogte werkte wiedeggen minder goed, maar op de ruimere rijafstand (26 cm) kon geschoffeld worden. Dit maakte het verschil: eind april en mei stond er minder onkruid waar geschoffeld was.
Opbrengst en kwaliteit
De gemiddelde opbrengst lag op 5,9 ton/ha.
Ruimer zaaien deed de opbrengst dalen met 7% (ongeveer 400 kg/ha).
Een hogere zaaidichtheid gaf daarentegen een iets hogere opbrengst.
Het ruw eiwitgehalte bleef gemiddeld onder de norm voor bakkwaliteit (9,7% DS), maar er was een duidelijke trend naar meer eiwit bij ruimere rijafstand en schoffelen (een verschil van meer dan 9% tussen de objecten).
Conclusie
Onderzoekers konden besluiten dat ruimer zaaien en schoffelen kan bijdragen aan een hogere bakkwaliteit, maar dat dit ten koste gaat van de opbrengst. Verdere proeven volgen in 2025-2026 om deze trends te bevestigen.