Schrijf je in voor onze dagelijkse nieuwsbrief om al het laatste nieuws direct per e-mail te ontvangen!

Inschrijven Ik ben al ingeschreven

U maakt gebruik van software die onze advertenties blokkeert (adblocker).

Omdat wij het nieuws gratis aanbieden zijn wij afhankelijk van banner-inkomsten. Schakel dus uw adblocker uit en herlaad de pagina om deze site te blijven gebruiken.
Bedankt!

Klik hier voor een uitleg over het uitzetten van uw adblocker.

Meld je nu aan voor onze dagelijkse nieuwsbrief en blijf up-to-date met al het laatste nieuws!

Abonneren Ik ben al ingeschreven
Peter Klapwijk, 2Harvest:

"Biologische teelt nodig aan herziening toe"

Tholen – Wel biologisch, niet-biologisch: de sector is gebonden aan tal van regels. En waar regels zijn, is ruimte voor debat. Zo woedt al jarenlang een verhitte discussie of natuurlijk substraat in bedekte teelt moet worden toegelaten onder het Europese biolabel. In Scandinavië, Canada en de Verenigde Staten is dat het geval, binnen veel Europese lidstaten daarentegen uit den boze. Tezelfdertijd dienen zich nieuwe, zelfverklaarde alternatieven aan. Zo claimde Vlaamse teler Jos Derwael onlangs nog dat de teelt van zijn gangbare, residuvrije peren op een aantal fronten zelfs vooruitstrevender is dan wat de biologische teeltrichtlijnen voorschrijven. Waar is de sector nu precies aan toe?



Herdefiniëring van substraatteelt

De onder de vlag van PuraNatura op natuurlijk substraat geteelde glasgroenten mogen op een groot deel van het Europese grondgebied niet als biologisch worden afgezet. Een doorn in het oog voor Peter Jens, bestuursvoorzitter bij Stichting PuraNatura. In 2011 richtte hij zijn in een openbaar schrijven tot toenmalig staatssecretaris Henk Bleker, waarin hij als pleitbezorger optrad voor een herdefiniëring van substraatteelt, in de hoop de teeltvorm in het Europese kader breder erkend te laten worden. Als argument voerde hij op dat de tuinders achter de stichting "met de export van gecertificeerde USDA 100% Organic-producten bijdragen aan de Nederlandse handelsbalans, de milieudruk op de Nederlandse bodem verminderen, grootschalige teelt verduurzamen en en passant de Noord-Amerikaanse voedselveiligheid verhogen door af te zien van dierlijke meststoffen." Zijn verzoek kreeg weinig gehoor, terwijl hij in de daaropvolgende jaren lijdzaam moest toekijken hoe andere Europese landen wél voor een als biologisch gecertificeerde substraatteelt in aanmerking kwamen. 

Meten met twee maten

Meten met twee maten, vinden velen. Dat landen met een grondgebied boven de 56ste breedtegraad, zoals in Scandinavië, bij wijze van uitzondering in afgescheiden bedden met substraat mogen telen, valt in de ogen van vrijwel de hele Europese biosector letterlijk niet in de goede aarde. En onlangs bleek de biologische kassenteelt in Spanje waarbij tuinaarde op rotsbodems werd gestort – wat voor biologisch door mocht gaan - nog een heet hangijzer. Net als binnen de gangbare teelt mogen biologische tuinders daar telen in enarenado, een aangelegde teeltlaag bestaande uit klei, zand en dierlijke mest. Het leidde halverwege dit jaar in Nederland zelfs tot Kamervragen bij monde van demissionair staatssecretaris Martijn van Dam. 

Biologisch en residuvrij niet hetzelfde

Een andere discussie die de gemoederen bezighoudt, is de opkomst van residuvrije rassen en de verhouding tot biologische teeltprincipes. Zo presenteerden Carrefour, BelOrta en New Green op het land van Vlaamse teler Jos Derwael eind augustus de eerste residuvrije peer, die bij Carrefour in België te vinden is. De teler beaamt dat residuvrije en biologische teelten in opzet structureel van elkaar verschillen, maar verkiest de residuvrije teelt boven de biologische, "omdat bij laatstgenoemde het gebruik van zware metalen als koper en zwavel is geoorloofd." Biologische sectororganisatie BioForum Vlaanderen ging daarop in het verweer door te stellen dat de benaming residuvrij misleidend is. De term wekt namelijk de suggestie dat er bij de teelt geen gebruik wordt gemaakt van gewasbeschermingsmiddelen. "Uit navraag blijkt dat tijdens de teelt wel degelijk chemisch-synthetische gewasbescherming wordt gebruikt", stelde de organisatie in haar reactie. "De residuvrije peren worden hooguit minder bespoten. Het toedienen van middelen gebeurt op een eerder stadium in het teeltproces, zodat residuen aan het einde van de teelt niet meer detecteerbaar zijn."

"Wereld voeden met biologisch onmogelijk"

Peter Klapwijk, voormalig directeur Development & Strategy bij GreenQ, in zijn huidige functie actief als teeltadviseur via adviesbureau 2Harvest, is ook van mening dat de biologische en residuvrije teelt wezenlijk van elkaar verschillen. Hoewel hij de residuvrije teelt in tegenstelling tot Jos Derwael niet als een moderne invulling van biologische productie ziet, heeft hij sterk zijn twijfels of de biologische sector zich op de goede weg bevindt. "Je kunt de wereld niet voeden met biologisch", zegt hij resoluut. 

"De residuvrije teelt is mooi, maar het staat te ver af van biologisch om het als zodanig te mogen bestempelen. Maar van de biologische teelt op substraat begrijp ik werkelijk waar niet waarom de belangenorganisaties daar zo fel tegen ageren. Dat de biologische sector bezwaar heeft tegen kunstmestproductie uit aardolie, mijnen en bergwanden is begrijpelijk, maar in substraatteelt maak je geen gebruik van eindige hulpstoffen. Als je erop toeziet dat je meststoffen wint uit producten die groeien, dan kun je echt het verschil maken", vindt Peter.

"Onbenutte kansen"

"De biologische sector laat tal van kansen onbenut", vervolgt hij. "Hoog tijd voor een moderniseringsslag. Met natuurlijke, zichzelf reproducerende meststoffen heb je een perpetuum mobile in handen. Met deze substraatteelt kun je efficiëntieverbeteringen tot 30 procent realiseren tegenover de standaard biologische teelt in de grond. Wat we uiteindelijk willen is een gezond product, Moeder Aarde sparen en de wereld voeden – en dat zo efficiënt mogelijk. Dan kun je wel vast blijven houden aan principes, maar emissie-technisch en qua water- en energiegebruik ben je dan verkeerd bezig en bovendien weinig geloofwaardig. Ik huldig de biologische principes, maar zoals de sector zich momenteel profileert heeft dat veel weg van fundamentalistisch gedrag." Het stoort hem dat de sector vasthoudt aan oude principes. "Het zou goed zijn zich aan te passen aan het tijdsgewricht. Je hebt puristen die vinden dat substraatteelt nooit het predicaat biologische mag dragen, omdat de producten niet rechtstreeks in de bodem zijn geteeld. En zo ging dat vroeger wel. We rijden nu toch ook niet meer met paard en wagen?", grapt hij. "Met substraatteelt kun je een groter percentage biologisch product tegen een lagere prijs beschikbaar krijgen", stelt Peter. "Daar zijn we toch allemaal mee gediend?"

Politiek krachtenveld verschilt

Waarom het landbouwbeleid in landen als Canada en de Verenigde Staten wel ontvankelijk is voor de biologische teelt op substraat? Peter: "Daar woedt dezelfde discussie, maar daar is het kwartje simpelweg de andere kant op gevallen. Dat heeft alles met het politieke krachtenveld te maken. En als dat eenmaal is gebeurd, dan heeft de tegenpartij het heel lastig om een bres in de heersende overtuiging te slaan."

Wel ziet hij openingen in het debat. "Als overheden het belang ook gaan zien – uiteindelijk is dát het niveau waarop je het vraagstuk moet aanpakken – is er wel degelijk ruimte voor verandering. De maatschappelijke ontwikkelingen die nodig zijn om het bestuurlijke niveau wakker te schudden, zijn al gaande. Er is steeds meer belangstelling vanuit de markt. We hechten meer waarde aan de kwaliteit van voeding en begrijpen de impact van voeding op onze gezondheid en het milieu beter. Er komt een besef dat substraatteelt méér is dan alleen een alternatief. Onder producenten en supermarkten is er in elk geval veel belangstelling. Het draait er in deze discussie uiteindelijk niet om wat je vindt, maar om het verschil dat je maakt, op basis van rekensommen en argumenten. Misschien moeten we de aanval kiezen." 

Voor meer informatie: