Schrijf je in voor onze dagelijkse nieuwsbrief om al het laatste nieuws direct per e-mail te ontvangen!

Inschrijven Ik ben al ingeschreven

U maakt gebruik van software die onze advertenties blokkeert (adblocker).

Omdat wij het nieuws gratis aanbieden zijn wij afhankelijk van banner-inkomsten. Schakel dus uw adblocker uit en herlaad de pagina om deze site te blijven gebruiken.
Bedankt!

Klik hier voor een uitleg over het uitzetten van uw adblocker.

Meld je nu aan voor onze dagelijkse nieuwsbrief en blijf up-to-date met al het laatste nieuws!

Abonneren Ik ben al ingeschreven

Insectengaas of klimaatnet in knolselderijteelt vergroot opbrengst

Het gebruik van insectengaas of klimaatnet in de teelt van knolselderij levert opbrengstvoordeel op. Dit blijkt uit veldproeven door Inagro waarin afdekstrategieën zijn toegepast. Afdekken verhindert de eiafleg door wortelvlieg en levert bij vroeg planten ook een groeivoordeel op. Dit laatste is in de biologische teelt van belang om het opbrengstverlies door bladvlekkenzieken te beperken.

Eerste generatie maden schadelijk

De eerste vlucht wortelvliegen vangt meestal aan in mei en kan tot eind juni duren. Jonge knolselderijplanten zijn in deze periode aantrekkelijk voor ei-afleg. Een wortelvlieg kan één dag na ontluiking al eitjes afleggen en na 7 tot 10 dagen komen de maden uit. De eerste generatie maden vreten aan de wortels van de jonge selderplanten. Vanaf ongeveer drie weken na planten kan je de eerste zichtbare symptomen in het perceel vaststellen. De oudste bladeren vergelen, wat verder leidt tot groeiachterstand of het wegvallen van planten. In percelen met een hoge druk van wortelvlieg kan dit resulteren in opbrengstverliezen van meer dan 10 ton/ha.

In welke mate de vliegen eitjes afleggen en de maden schade aanrichten, hangt af van een aantal factoren. De aanwezige populatie wortelvliegen, de plantdatum en het weer zijn de drie belangrijkste. De lokale aanwezigheid en activiteit van wortelvlieg kan je monitoren met behulp van oranje plakvallen. Op die manier kan je de start en de duur van de vluchtperioden detecteren op jouw perceel. De plantdatum bepaalt hoe lang de vliegen eitjes kunnen afleggen op je perceel. En het weer tenslotte heeft een sterke invloed op de vluchtactiviteit, de plantomstandigheden en de impact van de schade op de uiteindelijke knolopbrengst. In dit samenspel van factoren moeten we de mogelijke strategieën voor beheersing van wortelvlieg in knolselder evalueren.

Monitoren met plakvlakken

Door oranje plakvallen aan de rand van het perceel te plaatsen, kan je de wortelvliegactiviteit op jouw perceel monitoren. De vlieg is met wat hulp en enige ervaring gemakkelijk te herkennen op de vangplaten. Voor de rest hoef je enkel wekelijks de gevangen vliegen te tellen en eventueel te registreren. Vangsten van gemiddeld meer dan 3 vliegen per val wijzen op een verhoogde activiteit.

In de gangbare teelt vormt het monitorsysteem de basis om enkel bij hoge druk tijdens de teelt de vliegen te bestrijden. In de biologische teelt van (knol)selderij en wortelen is de inzet van bestrijdingsmiddelen echter geen optie en staat preventie voorop. Niettemin hebben de plakvallen ook voor de bioteelt hun nut bewezen. In het project Bioroots (2015 - 2016) demonstreerde Inagro dit onder meer in een veldproef naar biologische beheersingsmethoden voor wortelvlieg in knolselder.
Biologische beheersingsstrategieën

Op het biologische proefbedrijf van Inagro is de druk van wortelvlieg de laatste jaren toegenomen. Vooral in vroeg geplante knolselder en laat gerooide wortelen stellen we schade vast. Binnen het demonstratieproject ‘Bioroots’ konden we in 2015 en 2016 enkele (potentiële) beheersingsstrategieën in de teelt van knolselder uittesten:

  • De teelt afdekken met insectengaas gedurende de vluchtperioden van de wortelvlieg;
  • Een plantbakbehandeling met een toegelaten biologisch bestrijdingsmiddel;
  • Het gebruik van middelen met een ‘repellent’ (afwerende) werking op de maden
In 2015 zijn enkel de eerste twee strategieën in knolselder uitgetest. In 2016 zijn er twee extra middelen met een ‘repellent’ werking in de proef opgenomen. Omdat het planttijdstip mede het risico op schade en dus ook het effect van de behandeling bepaalt, hebben we de proef in 2016 met vijf behandelingsvarianten (incl. onbehandelde controle) op twee plantdata aangelegd. Een eerste planting op 2 mei en een tweede op 17 mei (2 weken later).

Afdekken biedt de beste opbrengstgarantie

De proefresultaten in 2015 bevestigen dat het afdekken van de teelt met klimaatnet of insectengaas de meest effectieve methode is om schade door wortelvlieg te voorkomen. De knolselder afdekken gedurende de vluchtperioden leverde toen een meeropbrengst van maar liefst 25 ton/ha op. Naast de investeringskost voor het net, blijft het afdekken evenwel lastig toe te passen op grotere schaal. Vooral de combinatie met het mechanische wiedwerk weerhoudt veel telers om het gewas af te dekken. Over de volledige teeltduur van knolselder waren op het proefperceel ongeveer 10 mechanische wiedbeurten nodig. Hiervoor moet je het net telkens van het gewas verwijderen en na bewerking weer terugleggen. Een goede monitoring helpt om de afdekperioden en dus ook het aantal keer dat je het net moet verwijderen, te beperken.

Lage opbrengsten in 2016

In 2016 waren de teeltomstandigheden algemeen veel minder gunstig: zware regen in de periode na het planten (mei – jun) en droogte in de periode van knolvorming (aug – sep). Hierdoor waren de opbrengstresultaten zeer laag (< 30 ton/ha). Bovendien was de proef door externe factoren (onafhankelijk van de proefopzet) dermate beïnvloed dat er geen verschillen in opbrengst tussen de proefvarianten zijn aangetoond. De geoogste knollen zijn na het wassen en bijsnijden van de wortelen ook beoordeeld op zichtbare wortelvliegschade. De knolselder die onder afdekking was geteeld, vertoonde gemiddeld de minste schade maar ook dit verschil was niet significant vanwege de te grote variabiliteit.
Verder onderzoek nodig

Inagro testte in de proef in knolselder ook enkele middelen met een (potentiële) werking tegen wortelvlieg. Slechts één middel, toegepast als plantbakbehandeling, toonde een goede effectiviteit. De andere middelen zijn enkel in 2016 beproefd en konden onder de heterogene proefomstandigheden geen significante meeropbrengst realiseren. Verder onderzoek naar het potentieel van deze middelen zal moeten uitwijzen of er in de toekomst ook biopesticiden kunnen ingezet worden tegen wortelvlieg.

Vroeg planten én monitoren

Tenslotte kan het risico op schade door wortelvlieg ook verschillend zijn naargelang de plantdatum. Planten onder goede omstandigheden is uiteraard van primair belang. Als de omstandigheden gunstig zijn en de druk van wortelvlieg is laag, dan levert vroeg planten altijd voordeel op. Een verschil in planttijdstip van drie weken (begin mei en eind mei) leverde in een proef een opbrengstverschil op van meer dan 25 ton/ha. Proefresultaten van Inagro in 2013 toonden dit aan. In 2014 veroorzaakte de eerste vlucht van de wortelvlieg de meeste schade bij de vroegste planting (eind april). De uiteindelijke knolopbrengst lag hierdoor lager dan bij een latere planting (5 mei). Nog later planten (22 mei) leverde dan weer nadeel op wegens slechtere plantomstandigheden (in dat seizoen) en de aantasting door Septoria. Na een goede beginontwikkeling kan knolselder een groeiachterstand wel inlopen maar hier is het optreden van Septoria bepalend. Naarmate de bladvlekkenziekte vroeger optreedt, is de opbrengstderving groter.

Om het risico op wortelvliegaantasting in te schatten, kan je al vóór het planten starten met de monitoring. Plaats de vallen altijd aan de rand van het perceel waar zich de meeste opgaande begroeiing, zoals bomenrij, haag, struikgewas bevindt. Daar overwinteren of vertoeven wortelvliegen voor ze eitjes afleggen. Het monitoren kan je helpen bij de beslissing om eventueel af te dekken als preventieve maatregel.

Bron: Inagro (via BioKennis)
Publicatiedatum: