Gekeken is naar de omvang en kwaliteit van het aanbod biologische dierlijke mest en naar de beschikbaarheid, de herkomst, de verhandeling en de aanwending van de verschillende mesttypes op de biologische landbouwbedrijven.
Biologische mest van kippen en herkauwers
De nadruk in het project lag op biologische pluimveemest en stromest van herkauwers. De weinig grondgebonden biologische kippenhouders ondervinden moeilijkheden bij de afzet van de pluimveemest, vanwege de samenstelling en wisselende kwaliteit. Momenteel zoeken veel biologische kippenhouders een toevlucht in export. Om de toepassingsmogelijkheden van biologische pluimveemest binnen Vlaanderen te vergroten, kan worden gewerkt aan een verbetering van de mestkwaliteit en de samenstelling evenals aan een groter gebruiksgemak.Ook de huidige bemestingsstrategie van een aantal biologische rundvee- en geitenhouders vraagt om bijstelling in de nabije toekomst. Zij voeren nog een deel van hun biologische vaste mest af en voeren gangbare zeugendrijfmest aan, voornamelijk om die in te zetten op grasland. Het optimaler benutten van de eigen
(stal)mest behoort tot de mogelijkheden op korte termijn. Toch zijn er momenteel nog bezorgdheden over het aanwenden van vaste rundvee- of geitenmest op grasland.
Compostering
Het behandelen en omzetten van dierlijke mest via compostering kan de toepasbaarheid verbeteren. Ook biedt dit een mogelijkheid om pathogenen (ziekteverwekkers) te doden. De composteringsproeven in het project toonden aan dat compostering van dierlijke mest (met of zonder bijmenging van plantaardige reststromen) effectief kansen biedt om chemisch, fysisch en biologisch waardevolle kwaliteitsproducten te genereren, en via die weg de aanwending van biologische dierlijke mest te optimaliseren. Compostering is in de praktijk echter niet steeds vanzelfsprekend, ondanks de talrijke mogelijke voordelen ervan. Een goede kennisbasis, een juridisch sterk draagvlak, een doordachte aanpak en samenwerking tussen verschillende actoren zijn hierbij cruciaal.Klik hier voor het eindrapport.
Voor meer informatie: Bert Reubens, ILVO
Bron: bioKennis