Schrijf je in voor onze dagelijkse nieuwsbrief om al het laatste nieuws direct per e-mail te ontvangen!

Inschrijven Ik ben al ingeschreven

U maakt gebruik van software die onze advertenties blokkeert (adblocker).

Omdat wij het nieuws gratis aanbieden zijn wij afhankelijk van banner-inkomsten. Schakel dus uw adblocker uit en herlaad de pagina om deze site te blijven gebruiken.
Bedankt!

Klik hier voor een uitleg over het uitzetten van uw adblocker.

Meld je nu aan voor onze dagelijkse nieuwsbrief en blijf up-to-date met al het laatste nieuws!

Abonneren Ik ben al ingeschreven
Zeeuwse bio-graanteler Kees Steendijk:

"Nog veel meer mogelijk in graanproductie"

"Graanopbrengsten van 20 ton per hectare zijn in de toekomst haalbaar." Kees Steendijk uit Kamperland zegt het zonder blikken of blozen. Op zijn biologische akkerbouwbedrijf teelt hij op 15 hectare wintertarwe en hij haalt een gemiddelde productie van 9 à 10 ton per hectare. De belangrijkste sleutels tot het succes zijn een precisiezaaimachine en het gebruik van lage hoeveelheden, grof zaaizaad per hectare.

In 2000 stapten Kees en Connie Steendijk met hun akkerbouwbedrijf over op biologische teelt. Al snel werd duidelijk dat eggen en schoffelen in traditioneel gezaaide tarwe geen succes is. Doordat de zaaidiepte onregelmatig en vaak te diep is, verloopt de opkomst ongelijkmatig. Als gevolg daarvan worden bij het mechanisch schoffelen teveel kleine plantjes onder gereden. In 2001 werd de tarwe dan ook met een precisiezaaimachine ingezaaid. Uiteraard werd bij wijze van proef ook een blok met de oude machine ingezaaid. "Je zag het verschil al vanaf de weg", illustreert Steendijk het positieve resultaat van de precisiezaaimachine.
 

Delta Gewas Techniek

Deze test vormde de opmaat voor een groot scala aan proefjes in de wintertarweteelt. Toch zijn de door Steendijk uitgevoerde proeven niet de basis voor zijn vertrouwen in de mogelijkheid voor fors hogere tarweopbrengsten. Zijn, inmiddels overleden, oom Jan Luyk teelde granen in Duitsland en Brazilië en legde daar de basis voor het teeltsysteem met lage zaaizaadhoeveelheden van een grove kwaliteit. Na zijn terugkomst in Nederland in 1998, legde hij een groot aantal demonstratieproeven aan bij akkerbouwers om de DGT (Delta Gewas Techniek) verder te ontwikkelen. De ervaringen van Steendijk borduren verder op de kennis die Luyk in dertig jaar tijd vergaarde. Ook marktpartijen zijn aan de slag gegaan met de basisbeginselen van de DGT, maar varen inmiddels een eigen koers. De basisgedachte is dat hoe meer licht een tarweplant krijgt des te beter deze zich ontwikkelt. Bij zaaizaadhoeveelheden van 200 kg per hectare is, in de ogen van Steendijk, veelal sprake van verdringing. "Metingen hebben laten zien dat in de groeiperiode wel 1.200 tot 1.400 halmen per vierkante meter ontstaan. Bij de oogst zijn er, door concurrentie om licht en voeding in de groeiperiode, nog maar 480 tot 550 van over", legt Steendijk uit.

Bij precisiezaai met een rijafstand van 25 centimeter en 4 centimeter in de rij wordt slechts 40 tot 50 kg zaad per hectare gezaaid. Vanwege de mechanische onkruidbestrijding waarbij regelmatig een plantje wordt omgereden, rekent Steendijk op een uiteindelijke plantafstand in de rij die varieert van 4 tot 8 cm. De tarweplantjes vangen optimaal zonlicht op, waardoor meer uitstoelingen ontstaan en ook alle uitstoelingen de kans krijgen door te groeien. De betere lichtinval heeft ook als voordeel dat stevige halmen ontstaan, terwijl traditioneel gezaaide tarwe door lichtgebrek vaak slappe halmen geeft.

Schoningsmachine

Het zaaizaad en de zaaidiepte spelen ook een rol in de teeltmethode van Steendijk. Bij gangbaar zaaizaad worden alle fracties gezaaid, maar sterven plantjes uit de kleinste zaden vaak al in een vroeg stadium af. Van de zaden die wel opkomen, ontwikkelen de plantjes zich in verschillend tempo, vanwege het verschil in de zaadgrootte en ook de zaaidiepte. Steendijk zaait alleen de grove fracties, met een zo hoog mogelijk duizendkorrelgewicht. Omdat dit zaad niet standaard te krijgen is, heeft hij zelf een schoningsmachine aangeschaft. Uiteindelijk zaait hij maar ongeveer 5 procent van de oorspronkelijke partij.

De wintertarwe wordt op een diepte van 2 centimeter gezaaid, daardoor komt de tarwe vlug op en kan deze al snel gaan profiteren van het zonlicht. Wat het voordeel hiervan is, toont Steendijk aan de hand van een schrift waarin hij verschillende stadia van tarweplantjes heeft ingeplakt met daarbij ook de plantdiepte. Te zien is dat van zaad dat ondiep is gezaaid veel uitstoelingen de oppervlakte halen en daarna mooi uitwaaieren. Van dieper gezaaide tarwe komen verschillende uitstoelingen niet aan de oppervlakte en die het wel halen, groeien steiler op dan bij de ondiep gezaaide tarwe. Ook is de opkomst later.

Tijdens de groei en afrijping blijven de verschillen zichtbaar. Op het perceel van Steendijk, Noord-Bevelandse klei van 40 tot 60 procent afslibbaar, is het verschil met gelijkwaardige percelen in de omgeving duidelijk zichtbaar. De wintertarwe van Steendijk is veel groener, terwijl de zaaidata vrijwel identiek zijn. De meeste tarwe is in de tweede helft van oktober gezaaid. "Het is vooral dankzij de betere lichtinval. In gangbaar geteelde tarwe zie je dat de afsterving vaak al vroeg begint, dat kan nooit ten goede komen aan de productie", aldus Steendijk.

Veel meer mogelijk

Een ander verschil is dat de aren bij Steendijk één tot twee 'verdiepingen' langer zijn dan die van de gangbaar geteelde. Juist daarin ziet hij het voordeel van ‘zijn’ methode. Want of een gelijkblijvend aantal aren per vierkante meter nu uit veel of weinig planten is ontstaan, is niet zo van belang voor de productie. Maar de aren op Steendijk’s perceel hebben een veel hogere productie in potentie, verwacht hij. "Genetisch is er nog veel meer mogelijk als je ziet hoeveel korrels binnen een aar nog niet zijn gevuld. Als je ziet dat ik in de biologische teelt al 'gangbare producties' realiseer, moet het met de mogelijkheden in de gangbare teelt en aanvullend onderzoek zeker mogelijk zijn de productie sterk te verhogen." Wel kan de mestwetgeving een bottleneck vormen; een hogere productie vraagt immers een fors hogere bemesting. Bovendien is het de vraag of akkerbouwers meer willen investeren in de tarweteelt en of zaadleveranciers bereid zijn zaadfracties met een hoger duizendkorrelgewicht te leveren. Overigens wordt de tarwe bij Steendijk bemest met 2 ton Vinasse en 3 ton kippenmest, wat neerkomt op netto 130 kg stikstof per hectare, tegenover 250 kg in de gangbare graanteelt.
 
Bron: Stal & Akker, De beste boer, 11-08-10
Publicatiedatum: