Tholen - Als kwartiermaker ten behoeve van Bioregio's in Noord-Holland en Utrecht ziet Bart Kraaijvanger van dichtbij hoe biologische ambities vorm krijgen, maar ook hoe kwetsbaar de beweging blijft zolang marktpartijen, overheid en cateraars elkaar blijven aankijken. "De energie komt van onderop, uit de regio, van boeren, van detailhandel en verwerkers die mooie, goede producten willen aanbieden. Er is een grote onderstroom die de kansen van biologisch inzien", aldus Bart Kraaijvanger.
© Wim Hollemans
Kraaijvanger begon ooit in de foodretail en heeft een bedrijfskundige en marketingachtergrond. In 2013 startte hij in Eindhoven een eigen korteketeninitiatief. "Uiteindelijk wilde ik meer impact maken," vertelt hij. "In Utrecht heb ik daarna als dealmaker korte keten gewerkt en een convenant gesloten met 23 organisaties waarin biologisch een belangrijke ambitie was." Uit die periode ontstond later de kans om aan de slag te gaan voor Bioregio's in Noord-Holland en Utrecht.
Bart begon begin 2025 in zijn rol als kwartiermaker voor de provincies Noord-Holland en Utrecht. Het jaar was intensief, zegt hij, maar vooral veelbelovend. "Er zit heel veel energie in de onderstroom: producenten, regionale groothandels en speciaalzaken. Aan die kant is de betrokkenheid groot."
Aanjagen vanuit de markt
Als kwartiermaker richtte Kraaijvanger zich vooral op de markt, omdat de vraag volgens hem bepalend is voor het tempo van groei. "De boer gaat echt wel mee als er perspectief is," vertelt hij. "Onze rol is om dat perspectief groter te maken en partijen in beweging te zetten. Dat is aanjagen, elke dag opnieuw."
In de regio ontstonden verschillende initiatieven. In de regio Alkmaar zette een aantal gemeenten, organisaties en speciaalzaken een grote stap richting een officiële Bioregio. "Daar moet ik echt credits geven aan Erik Bekkering en Pelle Nijdam," zegt Kraaijvanger. "Zij trekken dit samen. De energie is daar enorm."
Rondom Amsterdam werd op initiatief van gemeente Amsterdam een convenant gesloten met grote werkgevers zoals de OBA, Amsterdam UMC en de Vrije Universiteit. "Zij hebben afgesproken om in 2030 naar 25% biologisch te groeien en daarnaast plantaardige keuzes, voedselverspilling en gezondheid mee te nemen," vertelt hij. "Iedere partij heeft eigen accenten, maar een deel wil specifiek de focus op biologisch leggen. Met die partijen werken we nu uit hoe dat de komende jaren vorm krijgt."
© Bart Kraaijvanger
De ondertekening van het convenant door gemeente Amsterdam en partners.
Daarnaast wordt in Amsterdam gekeken hoe biologische producten beter zichtbaar kunnen worden in horeca. "Zo serveerden Amsterdamse restaurants biologisch tijdens Bio-diversiteitsweken. Ook spraken we met een saladebarketen die al veel biologisch werkt. De vraag is nu hoe dat nog meer regionaal kan worden neergezet."
In de regio Utrechtse Heuvelrug en Amersfoort werkt een groep speciaalzaken samen met producenten om biologisch toegankelijker te maken in haar winkels en nog meer regionaal samen te werken met producenten die biologisch willen of kunnen aanbieden.
Knelpunten
Volgens Kraaijvanger zijn de uitdagingen duidelijk, zowel aan de aanbod- als aan de marktkant. Producenten merken dat de biologische markt onder druk staat, mede door personeelskosten en de prijs die zij in de lange keten krijgen. "In de korte keten is de marge beter, maar komen er andere uitdagingen bij kijken," vertelt hij.
Aan de marktzijde houdt men elkaar volgens hem te veel vast. "Men zegt: we willen wel meer biologisch, maar dan moet het bereikbaarder, betaalbaar en constant beschikbaar zijn. Dat lukt alleen als meer partijen afnemen," zegt hij. "Nu kijken ze vooral naar elkaar, en dan komt niemand in beweging."
Daar komt bij dat het rijk onlangs wel 25% biologisch in aanbestedingen heeft vastgelegd, maar volgens hem veel te weinig communiceert. "Door het politiek te maken, wordt de transitie vertraagd," vertelt hij. "Het is echt het klassieke kip-en-eiverhaal. Maar ik denk dat het een kwestie van tijd is dat biologisch gaat groeien. Het is niet de vraag of die groei er komt, maar wanneer. Het zou alleen sneller gaan als meer partijen de voortrekkersrol nemen."
© Bart Kraaijvanger
Betrokkenheid verschilt sterk per partij
De bereidheid om mee te doen verschilt. "Je gaat vooral aan de slag met partijen waar je energie voelt. Dan is de betrokkenheid er direct," zegt hij. "Bij grote landelijke cateraars en sommige retailers is die betrokkenheid kleiner. Bij speciaalzaken, regionale groothandels en producenten juist heel groot."
De regio's Noord-Holland en Utrecht bieden volgens hem veel potentie. Er is een sterke infrastructuur, met steden, groothandels en gemeenten die biologisch steeds serieuzer meenemen. Ook het zogenaamde 'Biobelt'-gebied, van Bergen en Schoorl tot aan Zutphen, vormt een gunstige basis. "Daar wordt al relatief veel biologisch geconsumeerd," vertelt hij. "Dat helpt enorm."
De rol van overheid en het belang van constructieve samenwerking
Wat er volgens Kraaijvanger moet gebeuren na afloop van het kwartiermakersjaar is helder: continuïteit. "Na één jaar zaaien kun je niet verwachten dat de keten al beweegt," zegt hij. In de regio Alkmaar heeft Erik Bekkering vanuit een groep gemeenten de opdracht gekregen om de kansen tot een Bioregio verder uit te werken. In Amsterdam wordt onderzocht hoe partijen samen subsidie kunnen aanvragen voor extra capaciteit. "Het blijft noodzakelijk dat de overheid haar eigen ambities duidelijk uitdraagt en ook uitvoert," vertelt hij. "Vanuit beleid is de wil er vaak wel, maar deze ambtenaren zijn afhankelijk van politiek."
Samenwerking vraagt volgens hem om een brede blik. "Partijen moeten over hun eigen schaduw heen stappen," zegt hij. "In een nog kleine markt wil iedereen zijn eigen plek behouden, maar om de biologische markt groter te maken moet je elkaar dingen gunnen en samenwerken. Bestuurlijk commitment is daarbij essentieel. Als een stad ergens achter gaat staan, komen partijen vanzelf in beweging."
Voor meer informatie:
Bart Kraaijvanger
06 215 17 485
[email protected]