Schrijf je in voor onze dagelijkse nieuwsbrief om al het laatste nieuws direct per e-mail te ontvangen!

Inschrijven Ik ben al ingeschreven

U maakt gebruik van software die onze advertenties blokkeert (adblocker).

Omdat wij het nieuws gratis aanbieden zijn wij afhankelijk van banner-inkomsten. Schakel dus uw adblocker uit en herlaad de pagina om deze site te blijven gebruiken.
Bedankt!

Klik hier voor een uitleg over het uitzetten van uw adblocker.

Meld je nu aan voor onze dagelijkse nieuwsbrief en blijf up-to-date met al het laatste nieuws!

Abonneren Ik ben al ingeschreven
"BioForum Vlaanderen: "EOS staart zich blind"

"EOS: "Sommige middelen in bio-landbouw schadelijker dan glyfosaat"

Populair-wetenschappelijk tijdschrift EOS gaat in op de vraag hoe we de wereld zo duurzaam mogelijk kunnen voeden en twijfelt daarbij openlijk of biologisch daarvoor de beste keuze is. Een redenering gebaseerd op hardnekkige mythes, namelijk dat honger opgelost kan worden door een veel hogere productie en dat minder landbouw per definitie meer biodiversiteit inhoudt, stelt BioForum Vlaanderen.

Volgens een studie van FiBL is een volledig, wereldwijde omschakeling naar biologisch mogelijk als we ongeveer een derde minder vlees zouden eten en minder voedsel zouden verspillen. EOS-journalist Dieter De Cleene betwist de haalbaarheid ervan. In zijn artikel staan een aantal beweringen die de Vlaamse ketenorganisatie in twijfel trekt. Zo stelt De Cleene een model voor waarbij efficiënte productie voorop staat: kiezen voor een nog intensievere landbouw, met ggo's en kunstmest. Op die manier kan de vrijgekomen grond volgens hem terug aan de natuur gegeven worden.

Zelf geeft hij ook al wel aan dat ook dan zal moeten worden gekozen voor meer plantaardig voedsel. Een eerste vraag die je dan kunt stellen is of voedselverspilling tegengaan ook geen vorm is van efficiënter omgaan met voedsel in de keten. En of het niet naïef is om te geloven dat vrijgekomen grond per definitie natuurgrond zal worden.

Blindstaren op opbrengst

De Cleene vervalt in de intussen gekende 'boutade' dat biologisch meer landbouwgrond vereist om eenzelfde hoeveelheid voedsel te produceren, omdat de opbrengst per hectare lager ligt. Hij gaat volledig voorbij aan het feit dat deze hogere opbrengsten te danken zijn aan hoge toedieningen van (kunst)mest en chemie, met alle negatieve gevolgen voor bodem en milieu.

Het is ook niet zo dat meer productie automatisch betekent dat de honger uit de wereld zal verdwijnen. Honger wordt vandaag immers niet veroorzaakt door een gebrek aan productie, maar door armoede. Zo gaat voedsel in onze neoliberale markt naar zij die het kunnen betalen. Als er meer verdiend kan worden met de productie van veevoeders, bio-brandstoffen of desnoods snijbloemen, dan zal de landbouwgrond daarvoor gebruikt worden. 

Minder land, meer natuur

De Cleene stelt dat "de soortenrijkdom op bio-akkerbouwbedrijven weliswaar iets hoger is dan bij gangbare landbouw, maar slechts een schijntje van die in natuurgebied." Hij pleit voor een strikte scheiding tussen landbouw en natuur. Zo kan de grond die vrijkomt bij een efficiëntere product terug aan de natuur gegeven worden.

De praktijk leert dat grond die vrijkomt door intensiever te gaan produceren, niet automatisch naar natuur gaat. Ook hier geldt: als er meer geld kan verdiend worden met aan (intensieve) landbouw te doen, dan wordt er in het neoliberale model gewoonweg nog meer aan landbouw gedaan. Of het land gaat naar andere toepassingen zoals woningbouw of industrie.

Biodiversiteit gaat trouwens veel verder dan louter het beschermen van zeldzame soorten. Landbouw heeft water, bestuiving en een gezonde bodem nodig en voor heel wat soorten zijn akkers een belangrijk deel van hun leefgebied. Biodiversiteit betekent ook: natuur realiseren buiten de natuurgebieden, creëren van lokale biodiversiteit, corridors realiseren, inzetten op het maximaliseren van de ecosysteemdiensten, enzovoort. 

Glyfosaat

"Verschillende in de bio-landbouw toegestane middelen breken trager af, zijn giftiger en schadelijker voor nuttige insecten dan bijvoorbeeld glyfosaat", meent De Cleene. Voor alle duidelijkheid: glyfosaat is een herbicide en die zijn sowieso niet toegelaten in de biologische landbouw. De Cleene verwijst naar een beperkte lijst natuurlijke bestrijdingsmiddelen die toegestaan zijn in de bio-teelt. 

De overgrote meerderheid van de stoffen op die lijst zijn niet schadelijk. Bovendien voldoen alle producten aan dezelfde regels voor toegelaten producten in de gangbare landbouw. Een bio-boer mag niets gebruiken wat een gangbare boer ook niet mag gebruiken. De sector werkt trouwens actief aan de uitfasering van enkele nog resterende stoffen die mogelijk schadelijk zouden kunnen zijn.

Nog belangrijker is dat De Cleene niets zegt over de strategie die bio hanteert bij gewasbescherming. Bio-boeren houden de pesticidenspuit als allerlaatste redmiddel, wanneer andere teelttechnieken ontoereikend blijken te zijn. Er zijn dan ook een aantal bio-boeren, die er in een kleinschalig systeem in slagen om het zonder te doen. De druk naar steeds meer grootschaligheid zou ook in die context bekeken kunnen worden. 

GGO's onwenselijk

De Cleene verwijt de bio-sector vervolgens dat ze geen GGO's toelaten, ook als die bedoeld zijn voor insectenresistentie. Hij geeft het voorbeeld van een GGO-gewas dat dankzij een gen uit een bacterie een stof produceert die schadelijke rupsen doodt. Dezelfde stof mag je in bio - opnieuw: in laatste instantie - ook als biologisch bestrijdingsmiddel op het gewas spuiten, maar dus niet systematisch als GGO in de plant.

Het punt is dat de GGO-kwestie geen puur technisch verhaal is. Meer GGO's zet de deuren open naar nog meer machtsconcentratie bij enkele multinationals. Een recent IPES-rapport wijst op de schadelijke impact van deze machtsconcentraties. Is men bereid is om dat plaatje ruimer te bekijken? Moet voedsel volledig in handen komen van enkele multinationals, of willen dat eerder in handen van boeren en consumenten?

Absolute milieu-impact

Nog een bewering van De Cleene is dat het met kunstmest makkelijker is om bemesting op de noden van een gewas af te stemmen. Dat zal inderdaad het geval zijn bij slecht functionerende bodems. Bij bodemverbetering, gericht op het in stand houden en verbeteren van de bodembiodiversiteit, gaat het bodemleven nutriënten, inclusief nitraat, vasthouden. Wanneer je daarentegen een kapotte bodem hebt als gevolg van overmatige toediening van (kunst)mest en fungiciden is het bodemleven vernield en moet je zo precies mogelijk proberen te bemesten. Alle metastudies wijzen er dan ook op dat bio beter scoort per eenheid oppervlakte, ook op het vlak van nutriëntenuitspoeling.

Conclusie: het beste van twee werelden?

De Cleene besluit dat we best streven naar mengvormen van bio en gangbaar. Een toekomstgerichte landbouw zal in elk geval zorg moeten dragen voor de bodem. Overmatige bemesting met (kunst)mest is niet bevorderlijk, net als het continue gebruik van fungiciden. Streven naar een maximalisatie van productie negeert de nadelige milieu-effecten die dat veroorzaakt. Inzet op hoogtechnologische toepassingen maakt ons steeds meer afhankelijk van enkele multinationals, die heus niet wakker liggen van de honger in de wereld.

De oplossing volgens BioForum Vlaanderen? Met agro-ecologie streven we naar middelenvrije, gezonde bodems, divers voedsel en een actieve rol voor de landbouwer. We streven naar een optimale voedselproductie. De organisatie gelooft wel dat de wetenschap de sector kan helpen om de opbrengsten misschien nog wat op te krikken. De wereld onder onze voeten is immers nog een grote onbekende. 'Hoe zitten bodemprocessen precies in elkaar en hoe kunnen we daar beter op inspelen? Hoe kunnen we de veredeling afstemmen op de noden van een agro-ecologische landbouw en hoe kunnen we daar de boer zo goed mogelijk bij betrekken?'. Dat zijn de vragen die gesteld zouden moeten worden. 

Bron: BioForum Vlaanderen / EOS
Publicatiedatum: