De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 29 oktober 2025 geoordeeld dat een biologisch landbouwbedrijf uit Noord-Brabant recht heeft op een hogere schadevergoeding voor door wilde zwijnen aangerichte schade aan gewassen. Het bedrijf had bezwaar gemaakt tegen besluiten van de provincie Noord-Brabant, die de schadevergoeding grotendeels had afgewezen met het argument dat de ondernemer het risico op faunaschade zou hebben aanvaard bij het aangaan van de pachtovereenkomst.
© Erik Mandre | Dreamstime
De Raad van State volgt dat standpunt niet. Volgens de uitspraak mag een provincie een verzoek om schadevergoeding niet weigeren, enkel omdat in de pachtovereenkomst staat dat er sprake is van een 'zwijnenproblematiek' en dat de pachtprijs om die reden is verlaagd. De provincie moet per geval beoordelen of daadwerkelijk sprake is van risicoaanvaarding of dat de schade binnen het normale ondernemersrisico valt.
Biologisch bedrijf geconfronteerd met grote gewasschade
De zaak draaide om schade aan percelen snijmais en grasland, veroorzaakt door wilde zwijnen. De biologische onderneming, actief in akker- en tuinbouw en in het houden van dieren, pacht gronden van Brabant Water. In 2022 liet het bedrijf de schade taxeren op ruim €124.487,78. Het college van Gedeputeerde Staten wees de schadeclaims in eerste instantie af, met het argument dat de ondernemer de risico's kende en had aanvaard.
Na bezwaar kende de provincie in april 2025 alsnog gedeeltelijk een tegemoetkoming toe van €56.975,61, maar bleef van oordeel dat de schade op percelen onder de pachtovereenkomst van 2020 niet vergoed hoefde te worden.
Pachtbepaling over 'zwijnenproblematiek' geen reden voor afwijzing
Centraal stond artikel 5.5 van de pachtovereenkomst van 2020, waarin staat dat verpachter en pachter "bekend zijn met de zwijnenproblematiek ter plaatse" en dat de pachtprijs om die reden met €75 per hectare is verlaagd. Volgens de provincie betekende dit dat de ondernemer het risico op schade had aanvaard.
De Raad van State oordeelt anders. In de uitspraak staat dat het verlagen van de pachtprijs niet betekent dat de pachter afstand heeft gedaan van zijn recht op schadevergoeding. De verlaging kan ook worden gezien als een bijdrage in de kosten voor schadebeperkende maatregelen, bijvoorbeeld afrastering. Bovendien blijkt uit de overeenkomst niet dat bestrijding van wilde zwijnen verboden was, en heeft het bedrijf aantoonbaar maatregelen genomen om schade te voorkomen.
De Afdeling benadrukt dat het leerstuk van risicoaanvaarding — zoals bekend uit het planschaderecht — niet een-op-een kan worden toegepast bij faunaschade. De aanwezigheid van wilde zwijnen is een natuurlijk verschijnsel, geen beleidswijziging of besluit van de overheid, en valt daarom onder andere juridische criteria.
Schadebeperkingsplicht niet geschonden
De provincie had daarnaast betoogd dat het bedrijf zijn schade had kunnen beperken door opnieuw snijmais in te zaaien na de eerste schadeconstatering. De Raad van State wijst ook dat standpunt af. Volgens de uitspraak was het op dat moment — begin juni 2022 — nog niet mogelijk of redelijk om opnieuw in te zaaien, mede vanwege droogte en het wachten op de definitieve taxatie.
Provincie moet ruim €69.000 aanvullend vergoeden
De Raad van State vernietigt de eerdere besluiten van de provincie voor zover die op deze punten waren gebaseerd. De provincie moet in totaal een aanvullende schadevergoeding van €69.811,59 betalen, vermeerderd met wettelijke rente. In totaal ontvangt het bedrijf daarmee €145.753,17 aan tegemoetkoming voor schade aan grasland en snijmaispercelen.
Daarnaast veroordeelt de Raad van State het provinciebestuur tot betaling van de proceskosten (€1.814) en het griffierecht (€579).
Bron: De Rechtspraak