Nakomelingen uit vaarzen realiseren een hogere levensproductie dan de nakomelingen uit oudere koeien op een melkvee bedrijf. Dit blijkt uit een analyse van het Scandinavische rekencentrum Nordisk Avlsværdivurdering van de prestaties in de eerste en tweede lactatie van een grote groep vaarskalveren die tussen eind 2016 en eind 2018 in Denemarken werden geboren.
In de periode van twee jaar werden 179.586 Holstein-kalveren geboren. Hiervan werden 74.593 kalveren geboren bij vaarzen, terwijl 2.646 koeien werden geboren uit een moeder die in haar zesde lactatie ging. Kalveren van moeders met meer dan een zes lactaties werden uitgesloten van de analyse omdat deze groep te weinig dieren telde.
Over het algemeen bleken de verschillen tussen de groepen klein. Er is echter een duidelijke trend zichtbaar in bijna alle kenmerken: vaarzen geboren uit jongere moeders presteren beter. Vaarzen die van een vaars afstammen produceren ongeveer 7 kilo vet en eiwit meer in hun eerste lactatie en 10 kilo meer in hun tweede lactatie vergeleken met vaarzen afkomstig van een moeder die zes keer had gekalfd.
De tussenkalftijd van de vaarzen met een vaars als moeder bleek in de eerste tweed lactaties 3 tot 4 dagen korter vergeleken met andere groepen. Wat betreft gezondheids- en afkalfeigenschappen werden er geen significante verschillen waargenomen tussen de groepen. De koeien die geboren werden uit vaarzen kwamen tot een levensproductie van gemiddeld 2661 kilo vet en eiwit en presteren daarmee beter dan andere groepen, waar deze productie varieerde van 2581 kilo tot 2546 kilogram.