Nederlanders zijn niet per definitie tegen het genetisch aanpassen van voedselgewassen. Wel betwijfelen ze of de aangepaste gewassen eraan zullen bijdragen dat wereldwijd minder mensen hongerlijden of dat de landbouw verduurzaamt. Ze voelen er dan ook niet voor om deze nieuwe technieken uit te sluiten van Europese regelgeving, zoals veel plantenbedrijven en de Nederlandse overheid bepleiten.
Het rapport 'Editing under provision: Dutch citizens' views on new genomic techniques in food crops' laat zien hoe Nederlanders over nieuwe gentechnieken denken. Daarbij gaat het om technieken die zijn ontstaan nadat de Europese Commissie begin deze eeuw regels vaststelde voor genetisch gemodificeerd voedsel. Deze nieuwe technieken zijn sneller, eenvoudiger en goedkoper toe te passen dan de oudere. Het bekendste voorbeeld is CRISPR-cas, dat kleine aanpassingen kan maken in dna.
In 2018 oordeelde het Europese Hof van Justitie dat deze nieuwe technieken ook onder de regels vallen die de Europese Commissie begin deze eeuw vaststelde. Verschillende partijen pleiten er echter voor dat ze hiervan worden vrijgesteld, zolang er geen dna wordt toegevoegd. De Europese Commissie wil nog voor de zomer beslissen of er nieuwe regels komen.
Twijfels over veiligheid
Om zicht te krijgen op hoe burgers hierover denken, heeft het Rathenau Instituut uitgebreid gesproken met verschillende groepen mensen. In zes focusgroepen zaten personen van verschillende leeftijden, opleidingsniveaus en sociaaleconomische achtergronden. Ze kregen uitgebreide informatie over de technieken die nog nauwelijks in de praktijk worden toegepast en konden in gesprek met elkaar hun mening vormen.
Dat burgers er weinig voor voelen om deze technieken uit te sluiten van Europese regelgeving, heeft een duidelijke achtergrond. Zo twijfelen ze over de veiligheid ervan voor mens en milieu op de lange termijn. Bovendien willen ze op etiketten kunnen lezen dat er gebruik is gemaakt van gentechnieken zodat consumenten kunnen kiezen.
Sterke mening
Dat deze nieuwe technieken gewassen kunnen opleveren die beter bestand zijn tegen ziektes en de gevolgen van klimaatverandering, zien burgers wel degelijk. Tegelijkertijd hebben ze er weinig vertrouwen in dat ze ook daadwerkelijk gebruikt zullen worden om bij te dragen aan het oplossen van maatschappelijke problemen omdat bedrijfsbelangen veelal voorop zullen staan.
"Net als in de jaren negentig wordt ook nu de discussie over nieuwe gentechnieken maar in een beperkte kring gevoerd", zegt onderzoeker Michelle Habets van het Rathenau Instituut. "Dat burgers er ook toen in eerste instantie nauwelijks bij betrokken waren, zien we nu als een belangrijke oorzaak van de maatschappelijke onrust die erover ontstond. Ons onderzoek laat zien dat burgers hier nog steeds een sterke mening over hebben die afwijkt van het standpunt dat de Nederlandse overheid heeft ingenomen. Voor het draagvlak van het beleid zal het goed zijn dat de overheid daarover het gesprek met de samenleving aangaat."