Schrijf je in voor onze dagelijkse nieuwsbrief om al het laatste nieuws direct per e-mail te ontvangen!

Inschrijven Ik ben al ingeschreven

U maakt gebruik van software die onze advertenties blokkeert (adblocker).

Omdat wij het nieuws gratis aanbieden zijn wij afhankelijk van banner-inkomsten. Schakel dus uw adblocker uit en herlaad de pagina om deze site te blijven gebruiken.
Bedankt!

Klik hier voor een uitleg over het uitzetten van uw adblocker.

Meld je nu aan voor onze dagelijkse nieuwsbrief en blijf up-to-date met al het laatste nieuws!

Abonneren Ik ben al ingeschreven

Bioland oppert zes wijzigingen voor het GLB en de eco-regelingen

In vele opzichten werken biologische landbouwbedrijven anders dan conventionele. Een daarvan is dat zij afzien van het gebruik van synthetische chemische bestrijdingsmiddelen en minerale stikstofmeststoffen. Voor hen is situationele bodembewerking des te belangrijker - voor onkruidbestrijding, preventieve gewasbescherming en bodemstructuur.

De norm voor de goede landbouw- en milieuconditie van grond, GAEC 6, zal in de toekomst echter verbieden om tussen 1 december en 15 januari basisgrond te bewerken. Dit is een groot probleem voor biologische landbouwbedrijven, die dan bepaalde gewassen niet meer zouden kunnen telen vanwege de sterk verminderde vruchtwisseling. Bioland eist dat de "grove wintervacht" op bouwland vóór de teelt van aardappelen, vollegrondsgroenten en vroege zomergewassen wordt toegevoegd als een verdere uitzondering op de minimale bodembedekking in GLMC 6. Deze praktijk, die in Beieren in het kader van de randvoorwaarden reeds als een toereikende erosiebestrijdingsmaatregel wordt erkend, zou biologische landbouwbedrijven de mogelijkheid bieden om ook vóór bepaalde zomergewassen tussen december en medio januari grondbewerkingen uit te voeren.

Een ander probleem voor de biologische landbouwpraktijken ligt in GLMC 8: de eis van zelfbegroeiing die daar voor braakland is verankerd, zou leiden tot een zeer eenzijdige begroeiing met onkruid, vooral op biologische grond; er is een risico van verspreiding van distels en andere wortelonkruiden. Waardevolle wilde akkeronkruiden, die afhankelijk zijn van de teelt en dus van grondbewerking, zouden door deze meer concurrerende planten worden onderdrukt. Bioland pleit voor een overeenkomstige aanpassing van de voorschriften van § 21 van de GLB-voorwaardelijkheidsverordening voor niet-productieve gebieden, waarbij vergroening door inzaai wordt toegestaan.

Eco-regelingen: verhoging van het eenheidsbedrag en betere combineerbaarheid
Een groot deel van de GLB-middelen zal vanaf 2023 worden toegewezen via de zeven milieuprogramma's - zij omvatten 23 procent van de middelen van de zogenaamde eerste pijler van het GLB. Voor Eco-scheme 2 "Diverse gewassen" eist Bioland een verhoging van het premietarief van de huidige 30 euro tot ten minste 60 euro/ha. Dit is belangrijk om de bestaande agromilieumaatregel van "diverse teelten" aantrekkelijker te maken en dus te behouden. Er moet voor worden gezorgd dat ook biologische bedrijven recht hebben op de verhoogde volledige premie en tegelijkertijd de volledige biologische premie ontvangen (tweede pijler).

De subsidiabiliteitsvoorwaarden voor Eco-scheme 4 (extensief gebruik van grasland op het hele bedrijf) moeten worden herzien. Eco-Scheme 4 is afgeleid van een maatregel van de Gemeenschappelijke taak voor landbouwstructuur- en kustbescherming (GAK) en moet identiek daaraan worden uitgevoerd: De bovengrens van 1,4 ruwvoederwinningseenheden/ha moet dus niet worden gerelateerd aan het zuivere blijvende grasland, maar aan het totale hoofdvoederareaal. Dit zou ervoor zorgen dat de overdracht van de vorige agromilieumaatregel van het GAK naar de ecoregelingen niet zou leiden tot een verstrakking van de toegangseis. Hierdoor zouden meer extensieve melkveebedrijven van deze eco-regeling gebruik kunnen maken.

Biologische landbouwbedrijven doen met hun manier van werken al veel voor het milieu en de soorten, onder meer met braakland, wat ook een zinvol onderdeel is van de vruchtwisseling. Bijgevolg moeten biologische landbouwers ook de ecopremie van de tweede pijler ontvangen voor braakland (GLMC 8). De Conferentie van Landbouwministers had zich hier op 1 april reeds voor uitgesproken. Bovendien moet ecoscheme 1a (braakland op bouwland via de 4%-conditionaliteitsregel) bruikbaar zijn voor biologische landbouw - en zonder aftrek van de biopremie uit de tweede pijler. Dit besluit van het AMK moet nu ook worden uitgevoerd.

Ook moet het mogelijk zijn Eco-Scheme 6 te combineren met de biopremie: Er mag voor biologische landbouwbedrijven geen volledige aftrek van de ecopremie (tweede pijler) plaatsvinden. Immers, als gewasbeschermingsmiddelen in het kader van de ecopremie in de tweede pijler gedurende verscheidene jaren niet worden gebruikt, draagt dit aanzienlijk meer bij tot de biodiversiteit en de soortenrijkdom dan wanneer zij in het kader van ecoschema 6 gedurende één jaar niet worden gebruikt.

Bron: Bioland

Publicatiedatum: