Consumentengoederen en -diensten waren in maart 9,7 procent duurder dan een jaar eerder, meldt het CBS. In februari was de inflatie 6,2 procent. De inflatie van maart is de hoogste na april 1976.
Prijsstijging energie
De forse toename van de inflatie kwam vooral door de prijsontwikkeling van energie (elektriciteit, gas en stadsverwarming). In maart was energie 157 procent duurder dan in dezelfde maand een jaar eerder. In februari was dit 77 procent.
Energie levert momenteel een belangrijke bijdrage aan de totale inflatie. De prijsontwikkeling van energie wordt door het CBS gemeten op basis van nieuwe contracten. Het CBS voert een onderzoek uit naar het meten van de energieprijzen in de CPI.
Motorbrandstoffen en voedingsmiddelen duurder
Naast energie had ook de prijsontwikkeling van de motorbrandstoffen een verhogend effect op de inflatie. De prijzen stegen met 36,5 procent in maart ten opzichte van een jaar eerder, in februari was dit 24 procent. De gemiddelde prijs van een liter Euro 95 aan de pomp is gestegen van 2,05 euro in februari naar 2,29 euro in maart. Voor diesel steeg de prijs van 1,74 euro naar 2,12 euro.
Verder droeg ook de prijsontwikkeling van voedingsmiddelen bij aan de hogere inflatie. Dit komt met name door de prijsontwikkeling van vlees en groente. Voedingsmiddelen waren in maart 6,2 procent duurder dan een jaar eerder. In februari was voeding 4,9 procent duurder.
Inflatie eurozone neemt verder toe
Het CBS publiceert sinds 1996 twee verschillende cijfers voor inflatie. Een op basis van de consumentenprijsindex (CPI) en een op basis van de geharmoniseerde index van consumentenprijzen (HICP). Consumentengoederen en -diensten in Nederland waren volgens de HICP in maart 11,7 procent duurder dan een jaar eerder, in februari was dat 7,3 procent. Bij de eerste raming op 1 april kwam de prijsstijging uit op 11,9 procent. De inflatie in de eurozone nam toe van 5,9 procent in februari naar 7,5 procent in maart. Dat is de hoogste inflatie ooit gemeten in de eurozone.
Verschil CPI en HICP
Om de inflatie tussen landen te kunnen vergelijken, berekenen de lidstaten van de Europese Unie (EU) een consumentenprijsindex volgens internationaal afgesproken definities en methoden. De Europese Centrale Bank gebruikt de HICP voor het monetaire beleid in de eurozone. Daarnaast maken de meeste landen nog een eigen, nationale prijsindex.
Het belangrijkste verschil tussen de CPI en de HICP voor Nederland is dat de HICP in tegenstelling tot de CPI geen rekening houdt met de kosten van het wonen in de eigen woning. In de CPI worden deze kosten berekend aan de hand van de ontwikkeling van woninghuren. Dit is echter niet het enige verschil. In een publicatie worden deze verschillen verder toegelicht.
Implicaties coronacrisis op de berekening van de inflatie
Door de overheidsmaatregelen in verband met de coronacrisis zijn sommige diensten na maart 2020 niet of beperkt beschikbaar geweest. Hierdoor zijn voor een deel van deze diensten geen transacties geweest waarvan de prijzen gemeten konden worden. In aansluiting op de richtlijnen van Eurostat heeft het CBS per situatie gekozen voor de meest passende schattingsmethode. In een notitie worden alle keuzes toegelicht en in een maatwerktabel wordt aangegeven per artikelgroep of er een schatting is gemaakt.
Dashboard consumentenprijzen
Het dashboard consumentenprijzen toont de inflatie volgens de consumentenprijsindex (CPI) en voor een aantal groepen consumentengoederen en -diensten. Meer prijsindicatoren zijn te vinden in het prijzendashboard.
Bron: CBS