Schrijf je in voor onze dagelijkse nieuwsbrief om al het laatste nieuws direct per e-mail te ontvangen!

Inschrijven Ik ben al ingeschreven

Meld je nu aan voor onze dagelijkse nieuwsbrief en blijf up-to-date met al het laatste nieuws!

Abonneren Ik ben al ingeschreven

Een goede eerste snede graskuil: zo doet u dat

Bij het conserveren van gras treden altijd verliezen op. Maar met goed kuilmanagement minimaliseert u het kwaliteitsverlies. Biologisch melkveespecialist Herman Bunte deelt zijn uitgebreide kennis over het kuilproces en legt uit hoe u een goede eerste snede graskuil krijgt.

Kwaliteitsverlies graskuil
“Het kwaliteitsverschil tussen een goede en een matige kuil is groot: bij matig kuilmanagement gaat er van een bruto vers grashoeveelheid van 3500 kg drogestof maar liefst 25% van de drogestof verloren. Bij een optimaal management is dit 8%.” Aan het woord is Herman Bunte, biologisch melkveespecialist met ruim vierenveertig jaar aan praktijkervaring. “De verliezen ontstaan op het veld door ademhalingsverlies en verlies bij maaien, schudden, wiersen en laden. Verder zijn er eventuele perssap verliezen, de altijd aanwezige conserveringsverliezen en de bewaarverliezen. Het grootste verschil zit hem in de conserveringsverliezen (3 tot 15%). Daar valt dus de meeste winst te behalen!”

Het beste maaimoment
“Er is altijd sprake van conserveringsverlies”, stelt Herman. “Daarom is de kwaliteit van het uitgangsmateriaal – het te maaien gras – in eerste instantie bepalend voor de uiteindelijke kwaliteit van de graskuil. De kwaliteit van het gras, het eiwit, de celwandhoeveelheid en verteerbaarheid neemt af naarmate het gras ouder wordt. Aan de andere kant wilt u een bepaalde hoeveelheid drogestofopbrengst per hectare, om de bewerkingskosten te reduceren. Afhankelijk van de kwaliteit van het grasbestand ligt dit optimum tussen de 2500 en 3500 kg drogestof. Dit betekent een gemeten graslengte tussen 21 en 27 cm. In de eerste helft van mei kan het gras onder gunstige groeiomstandigheden en voldoende neerslag een productie bereiken van +80 kg drogestof per hectare. Dit betekent in een neerslagrijke periode, dat in een tijdsbestek van 12 dagen een krappe maaisnede kan uitgroeien tot té lang en oud materiaal. Dus als er een maaisnede staat van 2500 kg drogestof en de weersvooruitzichten geven twee dagen stabiel weer, is mijn advies: maaien!”

Te droge of te natte graskuil?
“Een optimale graskuil heeft tussen de 35 à 40% drogestof. Een drogestofpercentage van minder dan 30% geeft meer perssapverlies én een hogere verzuringsindex, doordat een dergelijke kuil een lagere pH-waarde heeft”, legt Herman uit. “Bij een te laag drogestofpercentage is het eiwit in de kuil minder bestendig. Dit is een factor om in de biologische melkveehouderij éxtra rekening mee te houden. Ook is een kuil met een laag drogestofpercentage gevoeliger voor boterzuurvorming en verontreiniging met zand.”

“Komt het drogestofpercentage boven de 45%, dan is het gras moeilijker te verdichten in de sleufsilo. Dit betekent een grotere kans op conserveringsverliezen door het aerobe proces in het begin van het silageproces. Een graskuil met een te hoog drogestofpercentage is bovendien gevoeliger voor broei bij het uitkuilen”, weet de specialist. “Ook is de veldperiode dan langer geweest dan nodig, wat betekent dat het gras extra ademhalingsverliezen heeft gehad.”

Ruwe celstof
Hoe zit het dan met het ruwe celstofpercentage? Herman heeft zijn kennis direct paraat: “Een goede kuil heeft een ruwe celstofpercentage van 22-24%. Een kuil met een laag drogestofpercentage én weinig ruwe celstof is verzurend en heeft een lagere herkauwindex. Maar een kuil met een hoog aandeel celwanden – zeker wanneer deze van minder goede grassen komen – heeft een lage energie en moet u daarom combineren met meer krachtvoer in het rantsoen. Dit werkt ook verzurend. Het is eenvoudiger en goedkoper om een rantsoen te compenseren met structuur, hooi of stro, dan met extra energie uit krachtvoerders”, legt hij uit.

Onderstaande tabel toont het verschil op een bedrijf waar de veehouder door omstandigheden een gedeelte van de eerste snede 11 dagen later heeft moeten maaien. 

Gebruik een geschikt inkuilmiddel
“Heel belangrijk bij het inkuilen is het gebruik van een goed inkuilmiddel”, vindt Herman. “Inkuilmiddelen ondersteunen het sileringsproces. Zowel bij het inkuilproces aan het begin van de fermentatie, als bij het uitkuilen om broei te voorkomen. Bij een kuil met een laag drogestofpercentage (soms in combinatie met een hoger eiwitgehalte) is het lastiger om de pH snel op een voldoende laag niveau te brengen. Een inkuilmiddel dat de vorming van melkzuur stimuleert, heeft dan een positieve uitwerking en minimaliseert de inkuilverliezen. Dit wordt bereikt door de werking van zogenaamde homofermentatieve bacteriën”, legt de melkveespecialist uit. 

“Bij een relatief droge kuil (hoog drogestofpercentage) is het belangrijk dat er geen broei optreedt. Broei ontstaat bij onvoldoende verdichting (zuurstof in de kuil), veel restsuiker en gisten. Een juiste concentratie van azijnzuur (1 tot 2%) onderdrukt de activiteit van de gisten. Toevoeging van heterofermentatieve bacteriën stimuleert de azijnzuurproductie. Omdat u vooraf niet weet onder welke omstandigheden u het gras kunt inkuilen, moet het ideale inruilproduct zowel geschikt zijn voor een relatief natte én een droge kuil. SiloSolve FC Eko bevat zowel homo- als heterofermentatieve bacteriën en geeft een bewezen positieve werking in zowel natte- als droge kuilen”, zo is de ervaring van Herman.

Tips van Herman bij het in- en uitkuilen
Tot slot geeft de ervaren melkveespecialist nog enkele tips bij het in- en uitkuilen:

  • Bij het maaien is het belangrijk dat de stoppellengte minimaal 7 cm is. Hiermee vermijdt u dat er grond in de kuil komt en ook de hergroei van het gras is beter als u deze stoppellengte aanhoudt.
  • Schudden, niet meer dan noodzakelijk is, het geeft minder veldverliezen.
  • Zorg dat u het gras in de silo maximaal verdicht. Dit bereikt u door het gras in dunne lagen in de silo te verdelen, niet meer dan 25 cm los materiaal per keer. Het gewicht van de tractor op de kuil bepaalt het tempo van vullen van de silo, niet de capaciteit van de hakselaar of opraapwagen(s). De tractor moet een minimaal kwart tot de helft van het aangevoerde gras wegen om het goed aan te kunnen drukken. Belangrijk is ook de bandenspanning van de tractor; deze moet minimaal 2 bar zijn en dubbele wielen geven een minder diepe druk in de kuil.
  • Dicht de kuil, na het vullen van de silo, direct af. Dit minimaliseert de aerobe verliezen. De temperatuurstijging direct na het inkuilen is hiervoor een graadmeter. Bij een direct afgedekte kuil is de temperatuurstijging ongeveer 20 graden. Dekt u de kuil pas de volgende ochtend af, dan bedraagt de temperatuurstijging al 12 graden extra!
  • Om broei te voorkomen is het belangrijk dat u voldoende voersnelheid heeft bij het uitkuilen, voor de winter 1,5 meter en in de zomer 2,5 meter per week.'

Voor meer informatie: www.reudink-bio.eu

Publicatiedatum: