René nam de gemengde veeboerderij van zijn vader over en schakelde eind jaren 1990 om naar bio. "Ik werd bio-boer, omdat ik bezorgd was om het welzijn van mijn varkens. Dat ze buiten mogen lopen, vind ik essentieel," vertelt René.
Dan toch boer worden
De typische Kempenboer had vroeger koeien en varkens, maar toen René Verachtert het bedrijf van zijn vader overnam, hield hij enkel de varkens over: "Ik was de derde generatie en ik was eigenlijk helemaal niet van plan om boer te worden. Maar de familieboerderij dreigde verkocht te worden en dus ging ik de combinatie werken en boeren aan. Dat was in 1985."
Van één ding was René overtuigd: hij zou het anders doen dan zijn vader. "Ik koos al snel voor scharrelvarkens en eind jaren '90 schakelde ik om naar bio. Dat was nog maar een kleine stap. In het begin kwamen de varkensboeren uit de buurt kijken naar hoe ik zou mislukken."
Foto: Kobe Van Looveren
Gezonde varkens
Dat René het anders aanpakt, zie je meteen. De varkens zitten buiten, ook in de winter. "Ze kunnen daar goed tegen. Het voordeel van die buitenloop is dat de zeugen hun natuurlijk gedrag kunnen vertonen. Ze bouwen met stro een nest in de huisjes die in de wei staan en de bevalling verloopt opvallend vlot. De zeugen staan in percelen afgescheiden met één stroomdraad, zodat ze neuscontact met elkaar kunnen houden. De biggen lopen onder de draad door van de ene in de andere wei. Ze spelen dus met elkaar. Ze wroeten van dag 1 met hun moeder en bouwen zo weerstand op."
"In totaal heb ik 23 zeugen, terwijl gangbare bedrijven eerder naar de 2300 gaan." Bijna al dat vlees verkoopt René rechtstreeks aan de consument. "Die korte keten heeft één groot voordeel: ik kan aan mijn klanten tonen hoe mijn dieren leven en dat werkt. Vegetariërs, die hier voor een groentenpakket kwamen, eten nu af en toe van mijn varkensvlees."
In de winkel vinden mensen ook speltmeel en eigen pasta. "Ik teel voer voor de varkens en granen. Dat helpt ook bij de mestafzet. De spelt maal ik zelf, omdat ik met te kleine hoeveelheden zit voor de molenaars. De pasta laten we maken."
Er zijn steeds meer biologische varkenshouders en elk jaar komen ze enkele keren samen. René probeert nieuwkomers bij te brengen dat de biologische principes er wel degelijk toe doen. René: "Ik werd bioboer, omdat ik bezorgd was om het dierenwelzijn. Sommige nieuwkomers kiezen eerder voor bio uit economische overwegingen. Ze vinden buitenloop niet zo belangrijk, terwijl dat essentieel is in mijn ogen. Ik castreer ook mijn varkens niet, omdat we dat jaren geleden met Gaia afgesproken hebben. Toch voel ik steeds meer druk om dat wel te gaan doen."
Dierenwelzijn als belangrijkste motivatie en dus lieten de beelden van de slachthuizen ook René niet onberoerd: "Zelf ben ik aangesloten bij een kleine, coöperatie slachthuis in Malmédy. Daar worden 2.000 varkens per week geslacht in plaats van 5000 per dag. Ze dragen zorg voor hun personeel en organiseren elk jaar een opendeurdag. Ze hoeven niets te verbergen."
4e generatie?
René blijft nog een tijdje bezig, maar denkt ook aan opvolging. Een moeilijk verhaal: “Ik had iemand die van plan was om het bedrijf over te nemen, maar die heeft afgehaakt. Op dit moment weet ik dus niet wat er met het bedrijf zal gebeuren na mij. Mijn kinderen helpen nu wel af en toe, maar geen van hen ziet het zitten om het bedrijf over te nemen.”
Renee is wel blij dat hij destijds niet geluisterd heeft naar de varkenshouders die met hem kwamen lachen. "Ik ben altijd liever boer dan manager geweest. En met mijn aanpak haal ik hetzelfde rendement met gezonde dieren die veel langer mee gaan. Daar ben ik erg trots op!"
Bron: Biomijnnatuur