Schrijf je in voor onze dagelijkse nieuwsbrief om al het laatste nieuws direct per e-mail te ontvangen!

Inschrijven Ik ben al ingeschreven

U maakt gebruik van software die onze advertenties blokkeert (adblocker).

Omdat wij het nieuws gratis aanbieden zijn wij afhankelijk van banner-inkomsten. Schakel dus uw adblocker uit en herlaad de pagina om deze site te blijven gebruiken.
Bedankt!

Klik hier voor een uitleg over het uitzetten van uw adblocker.

Meld je nu aan voor onze dagelijkse nieuwsbrief en blijf up-to-date met al het laatste nieuws!

Abonneren Ik ben al ingeschreven
Rapport 'Verder vergroenen, verder verbreden'

Vergroening landbouw effectiever door loslaten pijlerstructuur

Om het Europese Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) verder te vergroenen moet er meer vanuit opgaven dan vanuit maatregelen worden gedacht, waarbij de huidige pijlerstructuur beter losgelaten kan worden. Dat is de belangrijkste conclusie uit het rapport 'Verder vergroenen, verder verbreden' van Anne van Doorn en collega’s van Wageningen Environmental Research. De huidige maatregelen kosten veel geld, maar zijn onvoldoende effectief. Het ministerie van Economische Zaken heeft daarom de ambitie om de vergroening van het GLB effectiever te maken. Dat kan onder andere door het Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer breder in te zetten. 

Het Europese landbouwbeleid kent twee pijlers. De eerste pijler verbetert het inkomen van boeren en bevordert de marktstabiliteit, de tweede pijler zorgt voor plattelandsontwikkeling en innovatie. Bij de vergroening van het GLB is de eerste pijler in 2015 ingezet voor eenvoudige maatregelen die ervoor moeten zorgen dat de milieuprestaties van individuele agrarische bedrijven omhoog gaan. In 2016 is de tweede pijler ingezet voor het nieuwe stelsel van Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer, waarbij voor 67 soorten van de Vogel- en Habitatrichtlijn via agrarische collectieven een gunstige staat van instandhouding moet worden bewerkstelligd.

Richten op problemen

Het is niet de eerste keer dat uit onderzoek blijkt dat de vergroening van de landbouw weinig tot geen zoden aan de dijk zet als het gaat om het inperken van de aantasting van natuur en biodiversiteit door de landbouw. "Tot op heden is de discussie vooral gegaan over de vraag welke maatregelen genomen kunnen worden", zegt Van Doorn. "Dat lijkt logisch, maar wij zijn tot de conclusie gekomen dat we ons beter kunnen focussen op de vraag wat de problemen zijn waar de vergroening van het GLB zich op zou moeten richten. Daarbij gaat het met name om een duurzaam gebruik van bodem en water, klimaatverandering, en behoud en ontwikkeling van de biodiversiteit."

Doelen

Voor elk van bovenstaande drie opgaven hebben de onderzoekers in beeld gebracht welke Europese, nationale en provinciale doelen er zijn, hoe deze doelen het beste bereikt kunnen worden, en welke middelen daarvoor binnen het GLB beschikbaar zijn. "Voor al deze doelen blijkt dat de sleutel ligt bij het vergroenen en verduurzamen van de landbouw", zegt Van Doorn. "Maar uit onze analyse blijkt ook dat deze opgaven niet bij voorbaat kunnen worden ondergebracht in pijler 1 of pijler 2. Voor elke opgave is een zekere basiskwaliteit nodig die alleen bereikt kan worden via samenwerking van boeren en specifieke maatregelen. De indeling in twee pijlers staat het bereiken van de doelen dan ook eerder in de weg dan dat deze het bereiken ervan bevordert."

Groene opgaven

De onderzoekers bevelen aan om de pijlerstructuur los te laten, en de groene opgaven als zodanig centraal te stellen. Daarbij is een belangrijke rol weggelegd voor de boerencollectieven. "Deze zijn bij uitstek toegerust voor maatwerk in de regio. Maar het zijn nog jonge organisaties en er is een risico op overbevraging", zegt Van Doorn. "Als de inzet van de collectieven wordt verbreed naar andere beleidsdoelen, om zo de effectiviteit van het vergroeningsbeleid te verhogen, moeten de organisaties moeten worden uitgebouwd en zij moeten voldoende middelen tot hun beschikking krijgen waardoor de boeren betaald kunnen worden voor hun inspanningen."


Bron: Wageningen Environmental Research 
Publicatiedatum: