Onderzoek naar lokaal biologisch voer voor varkens en pluimvee
Het eerste onderdeel vanuit project bestond uit in het inzichtelijk maken van de beschikbaarheid van biologische voeders tegenover de voederbehoefte van varkens en pluimvee. In de landen die deelnamen bleek er een zelfvoorziening voor krachtvoer te zijn van 69 procent. Een groot deel van dit krachtvoer wordt echter gevoerd aan herkauwers. Voor ruw eiwit bedroeg het percentage zelfvoorziening 56 procent en de tekorten aan essentiële aminozuren bleken nog groter. Het leek dus redelijk onrealistisch dat de landen, die deelnamen aan het project, hun biologische eiwitbehoefte op korte termijn volledig kunnen invullen met lokale productie.
Onderzoek naar voederwaarde en verteerbaarheid
De andere werkpakketten van het project onderzochten verschillende biologische grondstoffen op hun voederwaarde en verteerbaarheid voor kippen en varkens. Zo werden voor varkens proeven gedaan met onder andere esparcette, erwten, bonen en mosselmeel. Voor pluimvee werden proeven opgezet met onder meer algen, zonnebloempitten, insecten en geplette mosselschelpen. Wat ruwvoeder betreft bleek vroeg geoogste luzerne een hoog gehalte aan methionine te bevatten. Dit kan van belang kan zijn bij de aanvoer van aminozuren bij pluimvee.
Vrije uitloop vult nutritionele behoefte aan
Ook de toegang tot de vrije uitloop kan mogelijkheden bieden om delen van de nutritionele behoefte in te vullen. Er is echter weinig bekend over de aanwezige biomassa in de uitloop, in het bijzonder over de aanwezige bodemorganismen. Zo bleken regenwormen bijvoorbeeld potentieel te hebben om bij te dragen aan de nutritionele behoeften van pluimvee. Bij de meest van de onderzochte uitlopen zou één m² hierdoor een wezenlijke bijdrage kunnen leveren aan de dagelijkse behoeften van leghennen aan methionine en lysine. Voor varkens kan luzerne in de uitloop bijdragen aan de energie- en eiwitbehoefte.
Klik hier voor de publicatie 'Verteerbaarheid van biologisch geteelde veevoeder gewassen bij leghennen'.
Bron: CCBT