Een team van Nederlandse onderzoekers onder leiding van onderzoeker Erik Poelman van Wageningen University, onderdeel van Wageningen UR, en collega's onderzocht het gedrag van zogenaamde secundaire sluipwespen ('hyperparasitoïden') die andersoortige sluipwespen aanvallen die een rups belagen. Het team toont aan dat deze hyperparasitoïden kunnen ruiken of planten worden aangevallen door gezonde rupsen of door rupsen die door andere sluipwespen zijn geparasiteerd, waarin de secundaire sluipwespen hun eigen eitjes leggen. In zowel gecontroleerde laboratoriumtoetsen als onder veldomstandigheden, vond het team dat hyperparasitoïden een voorkeur hebben voor plantengeuren die vrijkomen van planten waarvan geparasiteerde rupsen aten in vergelijking met planten waarvan gezonde rupsen aten. Deze resultaten laten zien dat deze vijanden van de vijand van de vijand een complex netwerk van interacties tussen de plant, rups, en sluipwesp gebruiken om hun gastheer, de sluipwesp, te lokaliseren.
Om te laten zien hoe dit complexe netwerk van interacties betrouwbare informatie over de aanwezigheid van sluipwespen kan bevatten, verzamelden de onderzoekers speeksel van de geparasiteerde en gezonde rupsen. Stoffen in het speeksel van de rups spelen een belangrijke rol in het veroorzaken van de verandering in geuren die de plant produceert bij vraatschade van rupsen. Poelman's team ontdekte dat het aanbrengen van speeksel van geparasiteerde rupsen bij de plant een ander geurprofiel veroorzaakt dan speeksel van een gezonde rups. Bovendien zijn de plantengeuren die de plant maakt in reactie op het spuug van geparasiteerde rupsen aantrekkelijk voor de secundaire sluipwespen, die de parasiterende sluipwespen belagen.
Voedselweb
"Je moet de planten-geurproductie in reactie op planteneters zien in de context van het hele voedselweb, inclusief de vijanden van sluipwespen", zegt onderzoeker Erik Poelman die met een Veni-subsidie van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) het onderzoek leidde: "Dan pas kun je de ecologische functies van plantengeuren goed begrijpen." In aanvulling op de ecologische aspecten van hun werk, benadrukken de auteurs ook dat hun bevindingen van belang zijn voor het ontwikkelen van strategieën voor geïntegreerde plaagbestrijding, waarin sluipwespen worden gebruikt om insectenplagen te reguleren. "Hoewel sluipwespen effectieve biologische bestrijders zijn, lijkt het erop dat het optimaliseren van biologische bestrijding met plantengeuren bijwerkingen kan hebben. Daardoor kan de effectiviteit van de plaagbestrijding verminderen", aldus Poelman.Voor meer informatie: dr.ir. EH Poelman