Schrijf je in voor onze dagelijkse nieuwsbrief om al het laatste nieuws direct per e-mail te ontvangen!

Inschrijven Ik ben al ingeschreven

Meld je nu aan voor onze dagelijkse nieuwsbrief en blijf up-to-date met al het laatste nieuws!

Abonneren Ik ben al ingeschreven
Provincie Vlaams-Brabant beschrijft ervaringen

Niet-kerende grondbewerking blijkt zeer effectief in löss/leemstreken

Niet-kerende grondbewerking (NKG) of niet-kerende bodembewerking is in löss/leemstreken zeer effectief tegen erosie gebleken. Deze brochure van de provincie Vlaams-Brabant (uitgave juni 2012) beschrijft de ervaringen met dit systeem in het (glooiende) projectgebied van BodemBreed (Vlaams-Brabant, Belgisch-Limburg, Nederlands-Limburg en Antwerpen) op diverse bodemtypes en met verschillende teelten. Op zandgronden is er minder ervaring, maar de brochure geeft ook tips voor dit bodemtype.

Het niet-kerende grondbewerkingssysteem is een vorm van duurzaam bodemgebruik die een andere aanpak vraagt bij het uitvoeren van bewerkingen. Dit systeem streeft naar een continue bedekking van de bodem, die zo minimaal mogelijk wordt gemengd, niet gekeerd en niet verdicht. Hierdoor neemt het bodemleven in de toplaag in omvang toe. Dit is grotendeels te danken aan betere bodemfysische omstandigheden (waaronder beluchting, een gunstig waterhoudend vermogen, beperkte temperatuur- en vochtfluctuaties) en een toename van de organische koolstof in de toplaag. NKG maakt optimaal gebruik van grondbewerking door het bodemleven, met bijpassend gewasrestenbeheer.

Bodems in de löss/leemstreek zijn erg gevoelig voor dichtslaan (verslemping). Dit is een probleem bij het kiemen van suikerbieten, cichorei, uien en witloof. Verslemping zorgt ook voor minder infiltratie van regenwater waardoor er meer oppervlakkige afstroming en bodemerosie ontstaat. NKG pakt verslemping aan door ophoping van organisch materiaal in de bovenste 6 centimeter van de bodem, waardoor een regenbui minder bodemdeeltjes kan losmaken.

Bij de zaaibedbereiding bewerkt de akkerbouwer de bovenste teeltlaag tot op zaai/pootdiepte. Werktuigen daarvoor zijn frees, rotorkopeg of cultivator.

De brochure adviseert de lagen dieper dan zaai/pootdiepte te bewerken op een minimaal verstorende manier, dus niet mengen, maar losbreken, in het begin enkele centimeters dieper dan de oorspronkelijke ploegdiepte. Afhankelijk van de bodemverdichting en de beworteling kan de grond verder worden bewerkt. De brochure geeft foto’s, vuistregels en rijsnelheden voor diverse machines die voor dit systeem geschikt zijn. Ook groenbedekkers en hun inzaaitijden zijn na te lezen.

Tips uit de praktijk:
  • Percelen die extra gevoelig zijn voor verslemping bij voorkeur bewerken in twee werkgangen om tussentijds opdrogen mogelijk te maken.
  • Werk na 15 oktober in één werkgang vanwege het neerslagrisico.
  • Weinig draagkrachtige bodems bij voorkeur bewerken in één werkgang om rijsporen in het teeltbed te voorkomen.
  • Bij scherp drogend voorjaarsweer voorkomt één werkgang dat de kluitjes te grof blijven voor fijnzadige gewassen.
  • Op percelen kleiner dan 3 hectare heeft geeft één werkgang minder draaitijd.
  • Vanaf 300 hectare geeft twee werkgangen capaciteitsvoordelen; bij het zaaien bijna tweemaal zo snel rijden als met een diepe grondbewerking.
  • Bij getrokken werktuigen op kleine percelen heeft minimaal 5 meter werkbreedte of GPS-besturing de voorkeur om sneller te kunnen draaien.

In de brochure zijn de ervaringen van twee landbouwers te lezen:
  • Louis Riga uit Sweijkhuizen-Schinnen (Nederlands Zuid-Limburg), een akkerbouwer met 55 hectare op lichte löss/zandleem, die al 20 seizoenen 100% ploegloos werkt, waarvan de laatste 12 jaar volgens het niet-kerende grondbewerkingssysteem.
  • Luc Engelborghs uit Rutten, Tongeren (Belgisch-Limburg), een akkerbouwer met 85 ha op zware leem/löss, die al 14 jaar ploegloos werkt.

Tenslotte is in de brochure te vinden hoe niet-kerende grondbewerking toe te passen in de gewassen granen, suikerbieten, maïs en aardappelen.

Voor meer informatie: Gerard Meuffels, PPO van Wageningen UR

Klik hier voor de brochure.

Bron: bioKennis
Publicatiedatum: