Het is van groot belang dat de veehouder zelf in staat is de mate van welzijn en gezondheid van zijn veestapel te beoordelen en waar nodig bij te sturen. Zeker in de biologische veehouderij, omdat deze streeft naar een gezonde veestapel met zo min mogelijk gebruik van curatieve veterinaire middelen en ingrepen. In de biologische veehouderij wordt welzijn beschreven in termen van natuurlijkheid en natuurlijk leven, waaronder de mogelijkheid tot het vertonen van natuurlijk gedrag, voer dat past en aangepast is aan de fysiologie van het dier én natuurlijke omstandigheden als een zo natuurlijk mogelijke leefomgeving.
Soort-specifieke maatregelen
Dit houdt dus in dat er andere maatregelen moeten worden genomen, die ook moeten passen bij de biologische aard van het dier, oftewel soortspecifiek zijn. De nieuwe werkwijze beoogt veehouders aanknopingspunten te bieden om de bedrijfsvoering zoveel mogelijk af te stemmen op de op het bedrijf aanwezige veestapel. Kenmerken van het dier zoals constitutie en gedrag, maar ook fysiologische parameters en de geestelijke gesteldheid van het dier zijn in het concept meegenomen.De nieuwe werkwijze betrekt ook veehouders en andere belanghebbenden in de beoordeling van het welzijn en de gezondheid van het vee. Door veehouders met hun eigen ervaringskennis erbij te betrekken, wordt de betrokkenheid met de werkwijze en het vee groter. Op de eerste plaats moet dat leiden tot meer dierenwelzijn, maar uiteindelijk ook tot een betere weerstand en gezondheid, en een duurzame productie.
Veeartsen
Met de nieuwe werkwijze komen we ook meer te weten over hoe dieren reageren op de omstandigheden waaronder ze gehouden worden. Op deze manier kunnen we de omstandigheden aanpassen aan de veestapel. Ook veeartsen kunnen hun behandeling zo beter laten aansluiten bij de aanwezige veestapel.Klik hier voor het volledige rapport.
Voor meer informatie: Cynthia Verwer, Louis Bolk Instituut
Bron: bioKennis