Het Louis Bolk Instituut (LBI) onderzocht de gezondheid van bio-hennen. De pluimveehouders gaven 86 procent van de koppels een voldoende. Dat schrijven onderzoekers van het LBI in de Pluimveehouderij.
Het onderzoek toont het belang van een goed opfok aan. Goed groeien in de opfok hangt samen met een goed gewicht op latere leeftijd en met diergezondheid zoals de legpluimveehouder dat ervaart. Uniformiteit hangt samen met de uitval op 30 weken. Het kunnen gebruiken van de scharrelruimte en zitstokken of plateaus hangt samen met een beter verenkleed op latere leeftijd. Uit het onderzoek bleek dat slechts de helft van de legpluimveehouders ging kijken bij de opfok en dan meestal pas aan het eind. Dan waren er weinig sturingsmogelijkheden meer. Het is voor een legpluimveehouder belangrijk te weten wat hij in zijn stal krijgt en hoe hij de overgang zo soepel mogelijk kan laten verlopen. De onderzoekers raden daarom aan om bij de opfok te kijken en later aan de opfokker terug te koppelen hoe de dieren het deden.
Meer uitloopgebruik, minder verenpikken
In het algemeen is de conclusie dat je het met kippen in één keer goed moet doen en dat begint al in de opfok. Vooral bij biohennen is de speelruimte klein. Eén korte periode van onachtzaamheid kan resulteren in onomkeerbare schade. Leghennen houden op biologische wijze doe je er dus niet ‘even bij’.