Duurzaamheid huidige teelt ggo-gewassen afhankelijk van eigenschap, gewas, teeltwijze en lokale context
In Nederland worden geen genetisch gemodificeerde gewassen commercieel geteeld. Ook in de EU is de teelt van deze gewassen zeer beperkt. Nederland importeert echter veel producten van deze gewassen. De Nederlandse overheid vraagt zich af of de teelt van genetisch gemodificeerde gewassen in andere landen ten behoeve van de Nederlandse economie, past binnen het Nederlandse beleid dat onder meer gericht is op het verduurzamen van de landbouw.
Om deze vraag te beantwoorden heeft het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I) een studie geïnitieerd die is uitgevoerd door twee instituten van Wageningen UR, namelijk Plant Research International en het LEI, en door de onderzoek- en adviesbureaus CREM BV en Aidenvironment. De studie baseerde zich op literatuur over 15 jaar commerciële ggo-teelt in soja, mais en katoen. Het rapport, dat door internationale experts is gereviewd, is vandaag door de Ministeries EL&I en I&M aan de Tweede Kamer aangeboden. Van het rapport is tevens een Nederlandstalige samenvatting gepubliceerd.
Uit de studie blijkt dat de huidige commercieel geteelde genetisch gemodificeerde gewassen positief kunnen bijdragen aan diverse beoordeelde People, Planet en Profit componenten. Het effect op duurzaamheid hangt af van de ggo-eigenschap die is ingebouwd en van het gewas, waarbij ook de regio, institutionele omgeving en het al of niet inpassen in een goede landbouwpraktijk een grote invloed hebben op het uiteindelijk gerealiseerde effect op duurzaamheid. Deze laatste zaken zijn niet specifiek voor ggo-gewassen, maar gelden voor landbouwsystemen en landbouwinnovaties in het algemeen.
De genoemde factoren bepalen gezamenlijk of een teelt, ggo of niet-ggo, past in een beleid dat streeft naar verdere verduurzaming van de landbouw. Hoewel er geen simpel generaliseerbare conclusies te trekken zijn, schetst deze studie wel een aanpak waarmee ook nieuwe ggo-gewassen met andere eigenschappen dan de nu bestudeerde herbicidetolerantie (HT) en Bt, 'case-by-case' op hun potentiële effect op duurzaamheid beoordeeld kunnen worden.