De reden voor minder gezondheidsproblemen is dat bij een verkorting van de droogstandsperiode de voeropname rond afkalven minder daalt en de melkproductie na afkalven minder sterk stijgt, waardoor de koeien in het begin van de lactatie een betere energiebalans hebben. Maar de lagere melkproductie na afkalven is ook een belangrijk nadeel van een verkorte droogstand. Echter, de gezondheids- en welzijnsvoordelen lijken toch voldoende om heroverweging van de droogstand te rechtvaardigen.
Grootschalig onderzoek
Medio 2010 zijn onderzoekers van Wageningen University & Research centre en Universiteit Utrecht daarom gestart met een grootschalig onderzoek naar de droogstandslengte van melkvee. Het doel van het onderzoek 'WHY DRY' is om de droogstandslengte te evalueren vanuit het perspectief van koegezondheid. Daarnaast besteedt WHY DRY ook aandacht aan kalvergezondheid, melkproductie, persistentie en een economische evaluatie.Optimale droogstandslengte
De verwachting van de onderzoekers van WHY DRY is dat door het verkorten of weglaten van de droogstand de melkproductie verschuift van de kritische periode direct na afkalven naar de periode voor afkalven, wanneer de koe juist gemakkelijk in haar energiebehoefte kan voorzien. Daarmee zal de energiebalans en conditie van de koeien verbeteren, met als gevolg minder risico op ziekten, zoals slepende melkziekte en leververvetting, en een betere vruchtbaarheid van de koeien. Hierdoor kan de ziekte-incidentie, uitval van koeien en antbioticagebruik in het begin van de lactatie afnemen.Netwerk van melkveehouders
WHY DRY wordt gefinancierd door het Productschap Zuivel, het Productschap Diervoeder en CRV. Tevens wordt naar aanleiding van WHY DRY een netwerk van melkveehouders georganiseerd waarmee intensief informatie zal worden uitgewisseld over praktijkervaringen en de eerste onderzoeksresultaten. Voor uw aanmelding of aanvullende informatie kunt u terecht bij de contactpersoon.Klik hier voor het hele artikel in V-focus.
Voor meer informatie: Ariƫtte van Knegsel, Leerstoelgroep Adaptatiefysiologie van Wageningen University
Bron: BioKennis