Bio-grondontsmetting wordt verder doorontwikkeld
In experimenten onder laboratoriumcondities zijn emmers met verschillende grondsoorten gevuld en daarna besmet met wortellesieaaltjes (Pratylenchus penetrans) en Verticillium dahliae.
De organische stoffen zijn in verschillende samenstellingen en hoeveelheden bijgevoegd. Gedurende acht weken zijn de volgende gassen gemeten: zuurstof, kooldioxide, ammoniakgas, lachgas, methaangas en zwavelwaterstof. Uit de metingen bleek dat de samenstelling van de bodem (grondsoort) invloed heeft op de typen gas die worden gevormd.
Tevens bleek dat de organische producten, waarbij de samenstelling vooraf gedefinieerd kan worden, effectiever werkten dan gras onder dezelfde omstandigheden en bij een constante bodemtemperatuur van 16 ºC. In de met Verticillium besmette mariene zavelgrond bleek het effect op de schimmel minder in met gras behandelde emmers dan in de met Herbie behandelde emmers. Met name het product H 7022 bleek goed in staat om de bodemschimmel onder de proefcondities te doden. Deze werking is ook in de praktijk bevestigd. In de testsituatie waren 8 weken nodig om voldoende effect te verkrijgen. Of dit onder praktijksituaties ook zoveel tijd vraagt, is nog niet bekend.
Biologische grondontsmetting vormt een mogelijk alternatief voor grondstomen. Een mogelijk voordeel ten opzichte van stomen is dat het energie verbruik vele malen lager ligt en dat de ontsmettende werking gelijkwaardig is aan stomen. Daarnaast bestaan er aanwijzingen uit proeven uit gevoerd met gras dat het effect van biologische grondontsmetting over een langere periode zou kunnen standhouden. Om deze en andere vragen omtrent de nieuwe methode te kunnen beantwoorden, is verder onderzoek nodig. Inmiddels wordt deze methode in de praktijk toegepast in grondgebonden teelten onder glas zoals tomaat, paprika, sla en snijbloemen.
Voor meer informatie: Daniël Ludeking, Wageningen UR Glastuinbouw
Bron: BioKennis