Voor biologische landbouw geldt dat biologische mest thuishoort op biologische akkers. Veehouders met teveel geproduceerde mest ten opzichte van de hoeveelheid beschikbare gronden voeren verplicht mest af aan biologische bedrijven. De veehouder zelf is en blijft verantwoordelijk, hij toont aan waar de mest naar toe gaat. De mestontvangers hebben meer speelruimte, zij mogen nog een deel van de mest van niet-biologische herkomst als B-meststof gebruiken.
Wat betekent aanscherping van de regels voor akker- en tuinbouw?
- Voor intensieve akker- en tuinbouwbedrijven kiezen voor een extensiever bouwplan, waar mogelijk implementatie van groenbemesters in de vruchtopvolging of als onderzaai;
- Vervangen van B-meststoffen door biologische A-meststoffen om het verplichte percentage te realiseren;
- Voor intensieve bedrijven op lichte gronden naast extensiveren ook bewuste keuzes maken voor organische meststoffen met relatief weinig fosfaat, dit mede afhankelijk van de P2O5 toestand;
- Voor glastuinbouwbedrijven op zoek gaan naar A-meststoffen die in grotere hoeveelheden ingezet mogen worden. Naast groencompost (tot 2012 A-meststof) bijvoorbeeld ook gebruik maken van maaimeststoffen.
Voor meer informatie: Leen Janmaat, Louis Bolk Instituut
Bron: BioKennis