In de biologische veehouderij is het belangrijk om een leefomgeving te creëren die zoveel mogelijk tegemoet komt aan de soortspecifieke eigenschappen en behoeftes van de dieren. Varkens in de biologische houderij hebben – in tegenstelling tot hun gangbare soortgenoten – de beschikking over uitlopen, en guste en dragende zeugen hebben weidegang. Daarnaast hebben biologisch gehouden varkens meer ruimte en is een groter deel van de vloeren dicht en ingestrooid met stro. Door deze rijkere omgeving zijn biologische varkens minder agressief en angstig, en komt staartbijten minder voor dan bij gangbaar gehouden varkens. Stro is verder positief voor het nestbouwgedrag van biologische zeugen. Het later spenen van biologische biggen (minimaal 40 dagen, versus 21-28 dagen bij gangbaar) sluit beter aan op het natuurlijke zorggedrag van zeugen en het zooggedrag van biggen.
De biologische varkenshouderij heeft nog wel mogelijkheden om natuurlijk gedrag en de natuurlijke leefomgeving verder te verbeteren. Voorbeelden zijn het verrijken van buitenuitlopen, het aanbieden van modderpoelen en het aanbrengen van goede schuurmogelijkheden. Verder besteedt de biologische varkenshouderij nog niet expliciet aandacht aan de mens-dierrelatie.
Varkansen
Veel verbeterpunten zijn te herleiden naar huisvesting, fokkerij en management. In een aantal gevallen kan via bestaande systemen verbetering worden bereikt. Soms is dat niet mogelijk en is een omslag in denken en doen vereist om uit de impasse te komen. Voor een aantal sectoren ontwikkelt Wageningen UR Livestock Research nieuwe systemen in nauw overleg met de overheid en de sectoren. Hierbij wordt uitgegaan van de wensen en behoeften van het dier, de ondernemer, de burger en het milieu. Voor de varkenshouderij heeft het project 'Varkansen' verschillende ontwerpen opgeleverd.Voor meer informatie: Marko Ruis, Wageningen UR Livestock Research
Bron: BioKennis