Spoelwormen bij varkens zijn een breed probleem. Een grote rol speelt dat de maatschappij het niet in het voedselcircuit wil. In de praktijk keurt de slachterij geïnfecteerde dieren dan ook af op 'white spots' in de lever, alhoewel het vlees geen gevaar vormt voor de volksgezondheid. Bovendien betekent een afgekeurde lever een heffing van 10 euro voor de varkenshouder.
Combinatie van preventieve maatregelen
Voorkomen is beter dan genezen. Daarom krijgen preventieve middelen veel aandacht. Aangeraden wordt om als (biologisch) varkenshouder om de 6 weken preventief te behandelen tegen wormen door in een aantal opeenvolgende voerbeurten een middel tegen wormen toe te voegen. Een preventief spoor ligt ook bij de inzet van fytotherapie (kruiden). De uitdaging is echter hoe je deze middelen zo goed mogelijk gebruikt. Wat is de beste strategie, waar ligt de balans?Andere preventieve maatregelen zijn: sturing van het mestgedrag en schoonspuiten van de uitloop. Verder het zorgdragen voor een minimale hokbevuiling, waardoor de infectiedruk verlaagt.
De maatregelen op zich leiden echter niet tot significante veranderingen. De conclusie is dan ook dat een combinatie van preventieve maatregelen nodig is. Daarbij moet je een bepaald niveau van worminfecties accepteren, omdat 100% voorkomen in de praktijk haast niet haalbaar is. Ook vossen, konijnen en egels sjouwen de eitjes mee via hun huid en poten.
Vervolgonderzoek
Als mogelijk vervolgonderzoek noemen de experts:- kijken naar het effect van kruising met een ander ras voor betere weerstand en robuustheid. Het veelvoorkomende Piétrain-ras is namelijk kwetsbaar;
- onderzoeken of het mogelijk is voor de behandeling meer standaard richting kruiden te gaan in plaats van chemische middelen en kijken of de informatie daarover concreet genoeg is, zodat varkenshouders het in de praktijk kunnen toepassen;
- effect meten van looizuur in eikels op het voorkomen van worminfecties;
- strak levers monitoren, door bij de slachterij specificaties op te vragen van afgekeurde varkenslevers. En samenwerking met slachterijen, praktijkbedrijven en dierenartsen om data te achterhalen. Op deze manier achter goede bedrijven zien te komen om van te leren.