In Nederland zijn zeugenhouders per 1 januari 2013 verplicht hun drachtige zeugen binnen vier dagen na inseminatie in groepen te huisvesten. In de sector leeft het idee dat door deze snelle plaatsing in groepen bevruchtingen vaker mislukken, door de stress die het met zich meebrengt. Onderzoek laat zien dat dit niet het geval is. Bij elk systeem van huisvesting – voerstation met stro, voerstation zonder stro, voerligboxen met uitloop, trogvoedering – zijn er bedrijven met goede en minder goede resultaten.
Aandacht voor individuele dieren
Doel van het onderzoek was inzicht verkrijgen in de succes- en risicofactoren van groepshuisvesting in de vroege dracht. Projectleider Carola van der Peet: "Bij elk systeem van groepshuisvesting zijn goede resultaten te behalen. De ondernemer zelf is een belangrijke factor voor het succes. Dat blijkt uit de analyse van de bedrijfsvoering op de onderzochte bedrijven. Bij varkenshouders die meer aandacht hebben voor individuele dieren, hebben zeugen betere reproductiecijfers en minder huidbeschadigingen en klauwproblemen."Wennen
Een andere uitkomst van het onderzoek heeft betrekking op de opfok van jonge zeugen, zogeheten gelten. Verschillende factoren dragen namelijk bij aan het succes van groepshuisvesting van net drachtige zeugen. Dit zijn voldoende leefoppervlak, beperkt voeren tijdens de opfok en mogen wennen aan het voersysteem dat ze in de groepshuisvesting gaan krijgen voor ze in de groep terechtkomen.De onderzoeksresultaten worden breed verspreid in de sector. Belangrijk, want zeker 30 procent van de zeugenhouders moet nog overschakelen op groepshuisvesting. Ook zeugenhouders die hun drachtige zeugen al in groepen hebben lopen, kunnen hun voordeel doen met de resultaten.
Contact informatie: Carola van der Peet, Wageningen UR Livestock Research
Bron: BioKennis