Onderzoek naar voederwaarde van graskuil en CCM bij bio-zeugen
Het onderzoek is uitgevoerd op Varkensproefbedrijf Raalte. Een perceel gras (met weinig klaver) was onderverdeeld in vijf deelstukken die op verschillende momenten in het voorjaar voor de eerste keer werden gemaaid. Hierdoor zijn vijf verschillende kwaliteiten graskuil verkregen: 1,8 ton, 2,2 ton, 3,1 ton, 3,9 ton en 5,0 ton drogestof per hectare. Zeugen lijken een voorkeur te hebben voor graskuil met een laag drogestofgehalte. Daarom is gestreefd naar een drogestofpercentage in de graskuilen van 25%.
De controlegroep kreeg dagelijks 2,31 kg drogestof uit mengvoer verstrekt. De proefgroepen met graskuil of met CCM kregen 0,88 kg drogestof uit mengvoer en daarnaast 1,43 kg drogestof uit graskuil of CCM. De werkelijk opgenomen hoeveelheid drogestof uit graskuil was 200 tot 300 gram per dag lager dan gepland. De zeugen werden tweemaal daags gevoerd.
In de onderzochte graskuilen lag het drogestofgehalte tussen de 21,3 en 24,9%, en de EW per kg drogestof lag tussen 0,78 en 0,95. De EW per kg drogestof en de EW-opname waren het hoogst bij graskuil met een drogestofopbrengst van 2,2 ton per ha en het laagst bij graskuil met een drogestofopbrengst van 5,0 ton per ha. De EW per kg drogestof van CCM is 1,49.
Er lijken relaties te zijn tussen enerzijds ruw eiwitgehalte, melkzuurgehalte, suikergehalte, NSP-gehalte en drogestofopbrengst per ha en anderzijds EW per kg drogestof in de graskuilen. Dit zijn relaties waar sprake lijkt te zijn van optimale gehalten. Bij een hogere of lagere waarde daalt de EW. Dit maakt het lastig om de EW te berekenen uit alleen de chemische samenstelling van de graskuilen.
In een vervolgonderzoek zal worden gekeken hoeveel graskuil en mengkuil (gras ingekuild met CCM en gras ingekuild met gerst) drachtige zeugen opnemen als ze dit onbeperkt krijgen naast een vaste mengvoergift. Resultaten van deze opnameproef worden eind dit jaar gepubliceerd.
Contact informatie: Carola van der Peet-Schwering, Wageningen UR Livestock Research
Bekijk hier het volledige rapport
Bron: BioKennis