Schrijf je in voor onze dagelijkse nieuwsbrief om al het laatste nieuws direct per e-mail te ontvangen!

Inschrijven Ik ben al ingeschreven

U maakt gebruik van software die onze advertenties blokkeert (adblocker).

Omdat wij het nieuws gratis aanbieden zijn wij afhankelijk van banner-inkomsten. Schakel dus uw adblocker uit en herlaad de pagina om deze site te blijven gebruiken.
Bedankt!

Klik hier voor een uitleg over het uitzetten van uw adblocker.

Meld je nu aan voor onze dagelijkse nieuwsbrief en blijf up-to-date met al het laatste nieuws!

Abonneren Ik ben al ingeschreven

Sturen op fosforgehalte in biologische geitenmest

Als gevolg van de dalende fosfor-bemestingsnormen in MAP5, is fosfor steeds vaker het beperkende nutriënt voor het gebruik van dierlijke mest op bedrijfsniveau. Een CCBT-project onderzoekt wat de mogelijkheden op het gebied van voer en strooisel om het fosforgehalte in vaste geitenmest te verlagen.

In samenwerking met Inagro wordt het volgende onderzocht: kan de verhouding N/P in geitenmest beïnvloed worden door aanpassing van de samenstelling van het rantsoen en het strooisel op fosforinhoud? Belangrijk hierbij is het behoud van het productiepotentieel.

De aanleiding hiervoor zijn de verscherpte mestwetgeving op het gebied van fosfor. Dit maakt de afzet van dierlijke mest moeilijk omdat de N/P verhouding van die mest niet aansluit op de behoeften of bemestingsruimte van de plantaardige biologische bedrijven.

Rantsoenen vergelijken

Uitgaande van de informatie op vlak van mineralensamenstelling vanuit de CVB-voedertabellen en praktijkgegevens werden simulaties gemaakt voor de diverse rantsoenen, rekening houden met de productiecapaciteit. We hebben een ranstoen dat zeer herkenbaar is voor de geitenhouders vergeleken met een geoptimaliseerd ranstoen inzake de N/P-verhouding in de mest, steeds strevend naar een performante melkproductie. (Zie hier de rantsoenen en cijfers)

Hier leren we uit dat de N/P-verhoudingen in de geitenmest volgens deze berekeningen hoger zijn (2,37 en 4,5) dan volgens het forfait van MAP5 (1,89). Verder zien we een erg groot verschil tussen het herkenbare rantsoen (2,37) en het geoptimaliseerde rantsoen (4,5).

Fosfor beperkende factor

Volgens de forfaitaire norm van MAP5, is fosfor steeds de beperkende factor inzake bemesting met bio geitenmest op groentenbedrijven. Indien we het herkenbaar rantsoen en strooisel bekijken, wordt dit pas vanaf fosfaatklasse II de realiteit. Met een aangepaste rantsoenering op fosfaatvlak (waarbij de melkproductie wel hoog genoeg blijft) komen we ertoe om voor gronden in alle fosfaatklassen toch voldoende stikstof (170 kg N/ha) voor de biologische groententeelt te kunnen voorzien.

Rode klaver, luzerne, lupinen, bieten en de eventuele pulp ervan vormen de kracht om de fosfaatgehalten in de mest laag te houden en de melkproductiecapaciteit te behouden. Er liggen kansen voor samenwerkingen tussen geitenhouders en groentetelers en akkerbouwers om samen tot een mooie win/win te komen.

Lees hier de volledige publicatie.

Bron: CCBT(via BioKennis.org)
Publicatiedatum: